11 OKTOBER 1979
1254
bepaalde activiteiten in dit verband te hebben
afgerond. Ik wil wel toezeggen dat we daarop in
de commissie zullen terugkomen; de commissieleden
kunnen de gang van zaken dan mede bewaken.
Vervolgens iets over de ouderbijdragen. Zo
als men weet hebben wij niet gekozen voor het
voorstel de ouderbijdragen aan het inkomen te kop
pelen. Wèl is gekozen voor een situatie waarin in
bepaalde wijken een peuterspeelzaal met extra
programma's kan komen die vier in plaats van twee
ochtenden duren of waarbij de groepen zes of acht
in plaats van twintig kinderen omvatten. Normaal
gesproken zou dat betekenen dat voor een derge
lijke peuterspeelzaal met extra activiteiten de
ouderbijdragen zouden moeten worden verdubbeld,
maar die verdubbeling hebben wij door extra sub
sidie achterwege gelaten. De ouders betalen het
zelfde als in alle andere peuterspeelzalen; de
regeling komt, zoals de heer Brooimans in de com
missie heeft gezegd, neer op "twee halen, één be
talen". Overigens moet de peuterspeelzaal met een
verantwoord plan komenvoordat we het geld be
schikbaar zullen stellen.
De heer Koertshuis heeft over de nota peuter
speelzalen vier vragen gesteld. Zijn eerste vraag
betrof de rol van de overheid en de heer Garrit-
sen heeft daarover al een opmerking gemaakt die
ik anders voor mijn rekening zou hebben genomen.
Als ik het allemaal goed zie, komt de heer Koerts
huis trouwens tot een opstelling die niet eens zo
veel afwijkt van wat er in de nota staat. Uitein
delijk zegt hijwanneer er geen particulier ini
tiatief te vinden is, moet een overheid initia
tieven kunnen nemen. Primair komen zijns inziens
stimulerende activiteiten in de richting van het
particulier initiatief in aanmerking; hij heeft
voorbeelden van zulke activiteiten genoemd. Het
zelfde staat letterlijk in de nota en ik denk dan
ook dat de toon suggereert dat we het erg oneens
zijn, maar dat de eindconclusies gelijkluidend
zijn, hoewel ik mij kan voorstellen dat de één