11 OKTOBER 1979
1256
ook daar duidelijk wordt gevoeld. De financiële
mogelijkheden bepalen mede op welke termijn we met
bepaalde wijken in gesprek kunnen komen. In ieder
geval zullen we met de wijken waarin we op basis
van de cijfers van de sociografische dienst een
zekere behoefte verwachten, extra in contact blij
ven om ervoor te zorgen dat we snel kunnen reage
ren als er een uitbreiding moet komen en als er
zich in die buurten een duidelijke behoefte mani
festeert. Welke buurten het eerst aan bod zullen
komen, kan ik niet aangeven, maar het beginsel van
"positieve discriminatie" ten aanzien van wijken
met achterstand blijft wat ons betreft overeind.
De vierde vraag van de heer Koertshuis betrof
de garantiesubsidie en de relatie met de ouderbij
drage. Aan het adres van mevrouw Elie heb ik die
vraag in feite al beantwoord.
De heer KOERTSHUIS: Allereerst iets over de
rol van het particulier initiatief. De heer Gar-
ritsen heeft ons verweten slecht geïnformeerd te
zijn, aangezien in de Tweede Kamer de V.V.D. en de
Partij van de Arbeid het op dit punt veelal met
elkaar eens zijn. Dat is inderdaad het geval, maar
ik denk toch dat de heer Garritsen de bekende klok
heeft horen luidenl Toen in de Tweede Kamer over
het particulier initiatief werd gesproken het
verwondert mij dat de heer Welschen zich bij deze
opmerking van de heer Garritsen heeft aangesloten
-- ging het om democratisering: men wil af van de
oude structuren waarbij de besturen zichzelf aan
vullen en men heeft gesproken over democratisering
in de vorm van het opnemen van werknemers, al dan
niet als adviseur, het opnemen van cliënten en
dergelijke. Daarop hebben de desbetreffende Hande
lingen van de Tweede Kamer betrekking en niet op
de betekenis van de rol van de overheid, want op
dat punt bestaan fundamentele verschillen van in
zicht tussen de Partij van de Arbeid en de V.V.D.
De heer GARRITSEN: Wat u zegt is juist, maar
het ging in de Tweede Kamer ook om de vraag