11 OKTOBER 1979
1262
met betrekking tot de nutsvoorzieningen het eigen
bedrijf wat de heffing van precariorechten betreft
in een uitzonderingspositie verkeert, kan de vraag
worden gesteld waarom we die heffing zouden moeten
voortzetten. Het heffen van precariorechten is in
dit geval immers uit een oogpunt van kosten en
baten vestzak-broekzak-politiekje verdient er
niet aan, je hebt alleen wat meer administratieve
werkzaamheden
Op grond van een aantal bepalingen is het
niet zo eenvoudig om, zoals de heer De Brouwer
bepleit, de bestaande uitzonderingen snel op te
heffen en ook in die gevallen precariorechten te
gaan innen. Het is bijvoorbeeld in het kader van
wetgeving niet geoorloofd de P.T.T. precariorech
ten op te leggen. Ook ten aanzien van de water
leidingmaatschappij en de P.N.E.M. zijn er in dit
opzicht geen mogelijkheden, enerzijds in verband
met de concessie voor de levering van water, an
derzijds in verband met de provinciale regeling
krachtens welke de P.N.E.M. de elektriciteits
voorziening verzorgt. Zo liggen er ten aanzien
van enkele gebruikers van de grond, die voor de
gemeente wat inkomsten betreft, best interessant
zouden kunnen zijn, belemmeringen voor de heffing
van precariorechten door de gemeentelijke over
heid.
Welnu, constaterend dat het EnWa-bedrijf in
dit opzicht in het geheel van de nutsvoorzienin
gen in een uitzonderingspositie verkeert, zijn wij
ervóór de ingewikkelde structuren voor de bereke
ning van de precariorechten achterwege te laten
en het bedrag-in-kwestie gewoon bij de winst te
tellen. Aan de andere kant lijkt het mij goed dat
de heer De Brouwer erop heeft gewezen dat de winst
hierdoor wordt geflatteerd. We zullen daar reke
ning mee moeten houden, want er zijn inderdaad
ook kostenfactoren die door de algemene dienst
moeten worden betaald, zodat de winst niet uit
sluitend de pure winst voor de gemeente is.