1271
11 OKTOBER 1979
inziens namelijk tekort aan de inspraakmogelijk
heden van zowel de onderwijsgevenden als de be
trokken ouders. De invoering van deeltijdarbeid
is geen omvangrijk proces en ik geloof niet dat
wij ons moeten voorstellen dat we door even met
een regeling te komen de situatie in Breda direct
volkomen kunnen veranderen.
Met betrekking tot hoofden van scholen en
hoofdkleuterleidsters was de unanieme mening dat
zij voorlopig buiten de regeling zouden moeten
blijven. Wij hebben daar rekening mee gehouden en
het voorstel dienovereenkomstig geformuleerd.
De heer Gielen heeft gezegd dat de toch al
zware taak van de hoofden bij de invoering van
deeltijdarbeid misschien zwaarder zou kunnen wor
den. Het is echter ook denkbaar dat hun taak wordt
verlicht; ik kan dat niet beoordelen. Overigens
wordt dit aspect natuurlijk bij de beschouwing
van de feitelijke situatie betrokken. Als afge
zien van het hoofd alle functies in duobanen wor
den vervuld, zal er vermoedelijk wel een extra
belasting optreden, maar die omvang zie ik de
deeltijdarbeid voorlopig nog niet aannemen.' Bij
de verdere ontwikkeling zal wellicht met betrek
king tot de hoofden duidelijk een nieuwe situatie
ontstaan.
De evaluatie van het geheel kan naar mijn
mening pas plaatsvinden als er inderdaad duobanen
zijn. De nota die vanavond ter tafel ligt zal,
wanneer zij door de raad wordt aanvaard, door ons
als leidraad worden gebruikt. Vervolgens zal blij
ken in hoeverre en op welk ogenblik er duobanen
bij onze scholen worden gerealiseerd. We hebben
natuurlijk te maken met onderwijskrachten die be
paalde rechtspositionele rechten hebben waar we
geen streep door kunnen halen. Aantasting van die
rechten kan noch van het college, noch van de raad
de bedoeling zijn. We zullen moeten afwachten hoe
het proces in het onderwijs zich voltrekt en ver
volgens kunnen we dan tot evaluatie overgaan, met
inschakeling van degenen die duobanen hebben, de