15 NOVEMBER 1979 1332 raadsvoorstel nr. 188, waarin, zij het met andere bedragen, eigenlijk dezelfde problematiek aan de orde is gekomen. Voor de notulering wil ik consta teren dat onze conclusie toen was en nog steeds is voorlopig kan het nog, maar als de ontwikkeling zich voortzet zullen wij niet schromen initiatie ven te nemen om de uitgangspunten van het KEMA- rapport opnieuw ter discussie te stellen. Telkens komt deze materie weer aan de orde, vandaag is er weer sprake van een aanvulling op het totaalkre diet en als dit zo doorgaat wensen wij nader be raad. Dit standpunt hebben wij ook verwoord bij de behandeling van het voorstel nr. 188. Wethouder SANDBERG: Gegeven de korte oriënta tietijd die ik had om de te verwachten vragen van een goed antwoord te voorzien, moet ik zeggen dat de beantwoording waarschijnlijk niet helemaal sluitend zal zijn. Ik kan eigenlijk op dit ogen blik ook niet veel anders zeggen dan mijn collega De Raaff in de commissie te berde heeft gebracht toen het voorstel daar om advies ter tafel lag. Ik moet toegeven dat we over een 20 hogere investe ring praten, waaraan ik toevoeg dat dit betrekking heeft op de kredietsfeer en op het aanvragen van kredieten. De heer De Raaff heeft erop gewezen dat daarmee niet per definitie vast staat dat het eind resultaat 20 hoger zal zijn. Bekend is dat de aanneemsom waarvoor is gegund, lager lag dan wij hadden verwacht, maar om een oordeel te kunnen vormen moeten we beschikken over de definitieve eindafrekening ten aanzien van dit onderdeel, die we nog moeten krijgen. Op dat ogenblik kan, denk ik, ook een beter antwoord worden gegeven op de vraag of de ontwik keling een structureel karakter zal dragen. Ik denk dat we er in ieder geval wèl rekening mee moeten houden dat zich ten aanzien van de inder tijd gemaakte ramingen voor de onderstations een afwijking zal voordoen. Daar zullen we waarschijn lijk niet onderuit komen, maar of de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1332