1337 15 NOVEMBER 1979 inhoudende dat de belangstelling van de laagst be zoldigden niet erg groot moet worden geacht en dat het effect op de werkgelegenheid niet groot zal zijn. Mijn fractie stelt het uiteraard op prijs van de verdere activiteiten en correspondentie te kunnen kennisnemen. De heer GARRITSEN: Uit ervaring die met dit soort activiteiten is opgedaan, blijkt dat er vaak veel minder arbeidsplaatsen worden gecreëerd dan de bedoeling van de regeling is. Tegen die achter grond verzoek ik het college een actief beleid te voeren om de door vervroegde uittreding ontstane plaatsen direct vervuld te krijgen. Als er mensen van de regeling gebruik maken, moeten er ook wer kelijk direct nieuwe mensen worden aangetrokken. Er is een probleem dat de heer Dreef niet heeft genoemd, maar dat ik nogal belangrijk vind: bij dit soort regelingen komt een enorme chaos in de pensioenvoorzieningen om de hoek kijken. Als mensen geen tien jaar onafgebroken in overheids dienst zijn geweest, kunnen ze op dit soort rege lingen geen recht laten gelden. Wij vinden dat erg vreemd en in wezen ook onrechtvaardig. Ik zit niet in de commissie personeelszaken, maar ik had graag gezien dat de nodige aandacht zou zijn besteed aan het feit dat mensen die eerst in een andere be drijfstak hebben gewerkt en later zijn overgestapt naar de gemeente, niet van deze regeling gebruik kunnen maken. Wethouder VAN DUN: Er zijn weinig vragen aan het college gesteld. Van de heer Dreef heb ik be grepen dat hij zowel het voorstel als de brief van het college ondersteunt. Het lijkt mij een zinloze bezigheid daarover verder te praten, zodat ik vol sta met van de opmerkingen van de heer Dreef ken nis te nemen. De heer Garritsen, die niet in de commissie personeelszaken zit, heeft een technische vraag gesteld, die naar ik aanneem neerkomt op een suggestie aan de leden van de commissie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1337