15 NOVEMBER 1979
1358
Breda behoefte aan een schouwburg bestond. De ge
wone Bredanaars hadden geen tijd en geen middelen
om naar het theater te gaan; zij hadden het moei
lijk genoeg. Het is ook nu nog de vraag of er bij
de Bredase bevolking behoefte aan een stadsschouw
burg is. Daarover zijn geen gegevens: alleen de
sociografische dienst constateert in de onlangs
verschenen verkenning van de sociaal-culturele en
educatieve situatie in de gemeente Breda dat
slechts een relatief klein percentage van de be
volking regelmatig toneelvoorstellingen en concer
ten bezoekt.
De heer VAN ASSELDONK: En dat is uit een rap
port van 1966 geciteerd!
De heer PAQUAYNee
Er is zelfs een teruggang te bespeuren.
De stadsschouwburg staat er nu eenmaal en is
eigendom van de gemeente. Wij zijn het gedeelte
lijk eens met de opvattingen van het Comité Behoud
Binnenstad, verwoord in een brief aan de gemeente
raad en het college van burgemeester en wethouders
d.d. 11 november 1979. Men is verontrust over uit
latingen van de directie van de stadsschouwburg in
het Stadsblad, inhoudende dat het gebouw aan het
Van Coothplein tegen de grond moet en dat de
schouwburg naar elders moet worden verplaatst; de
directie geeft echter niet aan wat er dan voor in
de plaats zou moeten komen. Tevens voert men aan
dat de toneeltoren het belangrijkste gedeelte van
een schouwburg is en dat de rest, waaronder de
zaal, van secundair belang moet worden geacht. Ook
wij wijzen totale vernieuwing of verplaatsing naar
elders in de stad van de hand.
Ik kom nu terug op de verantwoordelijkheid
die de overheid neemt om het middel theater te la
ten functioneren. Die verantwoordelijkheid bete
kent namelijk ook dat er voorrang wordt gegeven
aan andere activiteiten zoals volkshuisvesting,
werkgelegenheid, verkeer en vervoer, welzijn,