15 NOVEMBER 1979 1372 mogelijk dan dat hier in wezen een ad-hoc-beleid is gevoerd. De schouwburg vormt daar wel het meest trieste voorbeeld van. Op het ogenblik dat de zaak op instorten staat gaat men pas een voorstel uit werken, terwijl al lang van te voren.... De heer TEN WOLDE: Uit de manier waarop de heer Garritsen over allerlei agendapunten spreekt, krijg ik de indruk dat we hem in deze raad jaren lang hebben gemist! De heer GARRITSEN: Dat is een uitstekende constatering De heer VAN DEN WIJNGAARD: Zou dat dan een verlies zijn? De heer GARRITSEN: Ik denk dat we, als de raad alleen uit C.D.A.-fractieleden zou bestaan, zouden inslapen! We hebben het over de cultuur en over de schouwburg; daar wil ik mee verdergaan. Ik vind dat de gang van zaken uitermate slecht is geweest. De raad is er niet bij betrokken geweest en de be volking heeft ten aanzien van het nu ter tafel liggende voorstel geen enkele participatie gehad. Op het laatste ogenblik is nu een beetje naar bui ten gekomen wat uiteindelijk de keus van het col lege is geworden. Op dat zelfde ogenblik -- de heer Gielen heeft erop geduid springen dan al lerlei groeperingen op de bres door zelf met plan nen te komen. Het probleem is echter dat er op geen enkele manier rekening mee is gehouden dat die mogelijkheid zich zou kunnen voordoen. Op geen enkele manier wordt de bevolking de kans geboden om over het geheel van de culturele voorzieningen en het cultuurbeleid echt mee te praten. Het hele verhaal is voorbereid in de kring van het college, door externe deskundigen zoals die van het bureau Kraaijvangeren door gemeentelijke deskundigen, maar de discussie met de bevolking en met de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1372