15 NOVEMBER 1979
1374
cultuurbeleid in Breda zie ik als de situatie van
de gemiste kans. Ik voel veel voor het voorstel
dat de heer Gielen in wezen heeft gedaan. Het te
rugnemen van het voorstel en het openen van een
discussie met de gebruikers -- ook al heeft de
heer Gielen dat niet zo nadrukkelijk gesteld en
wellicht ook helemaal niet bedoeld lijkt mij
een goede werkwijze. Als ik over de gebruikers
spreek, redeneer ik niet op dezelfde manier als de
heer Van Asseldonk: ik vind dat je niet moet pro
beren de huidige gebruikers weer terug te krijgen,
maar dat je een vernieuwend kunstbeleid moet voe
ren. Bepaalde groepen die je nu met je cultuurbe
leid niet aanspreekt aan het adres van de heer
Ten Wolde kan ik zeggen dat ik wat dit betreft in
derdaad meer op de lijn van de P.v.d.A. zit
moet je óók binnen de stadsschouwburg trekken. Een
accommodatie als de schouwburg is op zichzelf in
het cultuurbeleid belangrijk. Ik denk echter dat
we niet moeten uitgaan van de gedragslijn die de
wethouder eerder vanavond bij de behandeling van
de statuten voor het museum heeft genoemd: alles
uitgeven voor de accommodatie en voor de perso
neelskosten, zodat er niets voor het beleid is. Ik
denk dat we ook in dit geval die lijn niet moeten
volgen. Overigens denk ik dat het met deze bedra
gen niet zo'n vaart zal lopen. De wethouder moet
zich gewoon wat harder opstellen; hij moet een be
paald beleid in het college gaan verdedigen, opdat
het geld er inderdaad komt, maar daarbij moet hij
dan wèl beslagen ten ijs komen.
Ik zou nog willen vragen de vraag is al
eerder gesteld hoe concreet, na aanvaarding van
het onderhavige voorstel, de verdere fasen zijn.
Men wil nu dit voorstel gaan uitvoeren, maar wat
zijn de verdere fasen en hoe hard is in het colle
ge al toegezegd dat ook de vervolgactiviteiten,
zoals in de voorstellen min of meer verwerkt, zul
len worden uitgevoerd?
Op dit ogenblik wil ik het hierbij laten en
ik wacht met enige spanning het antwoord van de