1389
15 NOVEMBER 1979
startsituatie "we gaan renoveren". De redenering
was: dit is het schouwburgprobleem, dit zijn de
budgettaire consequenties en hoe kunnen we, met
hulp en steun van het rijk, tot een verbetering
komen? Er is geen enkele kans op een hogere bij
drage en er is evenmin kans op verhoging van de
bijdrage voor eventuele nieuwbouw, omdat dat tij
dens de discussie niet centraal heeft gestaan.
Overigens dat geef ik de heer Gielen toe
als je tijdens het proces, ook wanneer je met
terdaad gaat slopen, tot de ontdekking zou komen
dat er betere plannen zouden zijn, ben je natuur
lijk geen knip voor je neus waard als je dat onder
de tafel zou werken. Aan de andere kant vind ik
dat het college, op basis van alle studies die
zijn verricht, op basis van alle stukken die ter
visie hebben gelegen, en op basis van alle advie
zen van deskundigen die we hebben ingewonnen, thans
niet tot een ander voorstel kan komen. Wij kunnen
op dit ogenblik, gegeven de budgettaire kaders,
geen beter alternatief bieden. Als men zegt dat
nieuwbouw beter is, ben ik het daar hartgrondig en
"ontroerend" mee eens, maar we kunnen nieuwbouw
niet betalen.
De opmerking van de heer Paquay over de ver
volgfase heb ik naar ik meen al beantwoord. Hij
heeft gezegd dat er naar de mening van de P.v.d.A.-
fractie een sobere renovatie moet plaatsvinden en
dat het daarbij moet blijven. Welnu, de heren
Oomen en Paquay worden op hun wenken bediend, want
erg veel meer dan een "sobere toestand" zal het
niet worden. Met betrekking tot de vervolgfase heb
ik in de richting van de heer Paquay gezegd: ik
neem kennis van zijn opvatting, maar ik moet he
laas ook kennisnemen van de opvatting van anderen,
die van mening zijn dat er nu over de vervolgfase
uitsluitsel moet komen. Ik kan noch de heer Paquay,
noch die anderen op dit ogenblik te dien aanzien
een definitief antwoord geven. In dat verband moet
ik, onder excuses aan het adres van de heer Van
Asseldonk, het volgende zeggen. Wanneer de