15 NOVEMBER 1979 1390 onderhavige fase achter de rug is, zal het inder daad van groot belang zijn dat deze raad wel licht aan de hand van een evaluatierapport na twee jaar functioneren heel duidelijk zicht krijgt op wat er is gebeurd, zodat men de wenselijkheid van een vervolg kan beoordelen. Ik durf er echter op dit ogenblik nog geen uitspraak over te doen, of er dan sprake zal moeten zijn van een tweede fase, van een vervolgfase of van aanvullende voor zieningen. Daarover kan ik nog geen verstandig woord zeggen, ook al omdat de budgettaire conse quenties mij nog niet bekend zijn. Tot slot nog iets naar aanleiding van de op merkingen van de heer Garritsen. Hij is slecht ge ïnformeerd vanuit het verleden en hij verwijt ons dat wij niet in staat zouden zijn geweest vanuit een honderdjarig bestaan gelden in de meerjarenbe groting op te nemen. Ik wijs hem erop dat in de meerjarenbegroting die als laatste heeft gegolden de meerjarenbegroting 1979-1982 een raming voor een eerste aanpak van de schouwburg is opge nomen De heer GARRITSEN: Maar u ziet waarin dat uiteindelijk heeft geresulteerd: in de sluiting, omdat er onvoldoende zicht is geweest op Wethouder SANDBERG: Dat is niet waar; de meerjarenbegroting is om gans andere redenen bui ten werking gesteld, niet omdat er iets met een schouwburg aan de hand zou zijn. De bevolking moet naar de mening van de heer Garritsen bij nieuwbouw worden betrokken. Dit lijkt mij een erg goede stelling op het ogenblik dat deze raad de ruimte zou krijgen om tot nieuw bouw te besluiten. Die ruimte is er helaas van avond niet en daarmee blijft de stelling tamelijk theoretisch De VOORZITTER: Dames en heren. Hiermee is de discussie gesloten. Ik heb eigenlijk het gevoel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1390