15 NOVEMBER 1979
1404
worden gezien als een bescheiden onderdeel van het
totale toekomstige verkeersbeleid in de stad. De
vraag is gewettigd of dit plan aansluit bij de vi
sie die het college op deze materie heeft. Is het
mogelijk zó afdoende maatregelen te treffen, dat
inderdaad uitsluitend door het zojuist genoemde
verkeer van het aangegeven wegtracé gebruik wordt
gemaakt?
Met betrekking tot het fietsverkeer zou ik in
ieder geval willen pleiten voor het aanbrengen van
een fietsstrook, waardoor de verschillende wegge
bruikers hun eigen plaats kunnen weten. Bij het
bestuderen van de variant waarbij de centrale bus
halte in de Karnemelkstraat komt, ben ik tot de
conclusie gekomen dat het zogenaamde conflict bus-
fiets ernstige problemen met zich mee kan brengen
voor de fietser, die, in oostelijke richting gaan
de, zijn pad gekruist ziet door één of meer bussen
die dwars de weg moeten oversteken om het kruis
punt Karnemelkstraat-Markendaalseweg-Waterstraat
te bereiken. Een centrale bushalte op de Oude Vest
zou voor het fietsverkeer minder problemen met
zich meebrengen, aangezien de verkeersstroom al
daar met behulp van verkeerslichten soepeler te
regelen is.
In planologisch opzicht is het zonder meer
duidelijk dat de fraaiste oplossing voor de herin
richting van het gebied tussen Keizerstraat en
Markendaalseweg wordt bereikt wanneer de Oude Vest
als lokatie voor de centrale bushalte wordt aange
wezen. Men kan zich afvragen of een esthetische
overweging als doorslaggevend argument mag gelden.
Hiertegen zou men kunnen inbrengen dat de ruimte
voor de geplande perrons aan de Oude Vest bepaald
niet royaal te noemen is. Het is bovendien niet
onwaarschijnlijk dat het plaatselijk busvervoer
zal toenemen en dat er meer buslijnen nodig zijn,
met meer ruimte voor verknoping en splitsing van
lijnen. Zou deze expansie op de genoemde lokatie
nog mogelijk zijn, of is in het huidige ontwerp
het uiterste op deze plaats reeds bereikt? Dit