15 NOVEMBER 1979
1426
merkwaardige situatie voor. De kwestie is in de
commissie voor openbare werken aan de orde ge
weest en daar zaten deskundige ambtenaren om bij
het geven van goede antwoorden assistentie te ver
lenen, maar daar is door niemand iets gevraagd.
Vanavond worden echter allerlei vragen gesteld,
naar aanleiding waarvan ik niet in staat ben links
uit de flank en rechts uit de flank toezeggingen
te doen et cetera. Namens het college meen ik te
kunnen opmerken dat de verordening verblijfsgebou-
wen het einddoel van de operatie is en dat we
daarop moeten wachten. Ik heb er in het geheel
geen inzicht in, op welke termijn er iets te ver
wachten is, want de voorbereidingen worden niet
verricht door "mijn eigen" afdeling stadsontwik
keling maar door de afdeling bestuur en kabinet,
die ook andere dingen te doen heeft. Ik mag te
dien aanzien geen toezegging doen. Omdat het mij
goed lijkt dat men daarop enig inzicht krijgt, zal
ik de desbetreffende vraag aan de afdeling bestuur
en kabinet voorleggen en vervolgens de commissie
openbare werken over het resultaat van dat signaal
informeren. Mevrouw Muntjewerff kan ik toezeggen
dat bij de opstelling van de verordening op de
verblijfsgebouwen uiteraard dezelfde groeperingen
in het overleg worden betrokken als bij de opstel
ling van de onderhavige verordening. Ik hoop al
leen dat het van onze kant wat minder moeizaam zal
gebeuren, want daar is ook wel iets over te zeg
gen. De andere vragen neem ik mee als suggesties
van deze raad in de richting van degenen die de
nieuwe verordening voorbereiden.
De heer GARRITSENIk zou op spoed willen
aandringen, omdat de Stichting Buitenlandse Werk
nemers ongeveer twee jaar heeft gewacht totdat dit
voorstel er kwam. Op de argumentatie ten aanzien
van die twee jaar wil ik verder niet ingaan, maar
als je de argumenten leest, schrik je er eigenlijk
wel van.