19 FEBRUARI 1979 153 vervangingswaarde moet aanbieden; anders is het immers onmogelijk om te beoordelen of er een re delijk aanbod wordt gedaan. In artikel 5 ik spreek nog steeds over de bijzondere voorwaarden komt de termijn op de proppen die wordt aangehouden voor zelfbewoning door de eerste bewoner. Deze termijn wordt gesteld op vijf jaar, maar kan in principe eeuwigdurend zijn. Mijns inziens is het helemaal niet nodig aan de zelfbewoning een termijn te verbinden; stelt het college daarop toch prijs, dan zou de periode tot tien jaar moeten worden verruimd, omdat de problemen op de woningmarkt over vijf jaar zeker niet van de baan zullen zijn. Aan de toestemming tot verkoop binnen de ter mijn van zelfbewoning zou eveneens de voorwaarde moeten worden verbonden dat de woning tegen ver vangingswaarde moet worden verkocht. Bij ontbreken van deze voorwaarde wordt het immers onmogelijk bijvoorbeeld premiekoopwoningen te behouden voor de groep mensen waarvoor zij uiteindelijk bestemd zijn. Als gevolg van het vrij laten van de verkoop na de verplichte termijn kunnen premiewoningen met grote winst worden verkocht, waardoor zij verloren gaan voor de mensen met lagere inkomens. Om een poging te doen de bijzondere voorwaar den in de door ons gewenste richting "aan te scher pen" heb ik een motie voorbereid, waarin wij het college vragen de bijzondere voorwaarden aan te passen of te wijzigen ten aanzien van de belang rijkste punten die ik zoëven heb genoemd, te we ten: de termijn van niet-doorverkopeneen vorm van prijsbeheersing en een nadere selectie van gegadigden. Mevrouw Muntjewerff dient een,-motie in met de volgende tekst: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 19 februari 1979, gehoord de discussie over agendapunt 20, bijlage 45, van mening dat de grote woningnood

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 153