19 FEBRUARI 1979
155
niet kon voorzien. Voorts zitten we sinds 1970 in
Breda met 6.500 inwoners minder, terwijl het aan
tal woningen met 6,100 is toegenomen: je zou bijna
de conclusie trekken dat er nogal wat had kunnen
gebeuren. Tegen die achtergrond is op het ogenblik
het potentiële aantal woningzoekenden relatief ook
zeer beperkt.
Een en ander mogen we niet vertalen in de po
litieke opmerking dat er een falend beleid zou
zijn geweest. Dat klinkt politiek goed, doch we
moeten ons afvragen hoe we optimaal op de nieuwe
vraag kunnen inspelen.
De V.V.D.-^fractie vindt het jammerlijk te
moeten constateren dat er sinds 1972/1973 de
tijd van de eerste debatten over de Haagse Beemden
in een periode van vijf jaar nog maar 100 wo
ningen zijn gebouwd. Ik weet dat de wethouder
hierop zal reageren door te wijzen op de moeilijke
procedures en het vele ambtelijk vooroverleg. De
gemeenteraad moet echter naar mijn mening duide
lijk constateren dat er iets aan de hand is met de
woningbouwproduktie öf met de procedures waarlangs
woningen tot stand worden gebracht. Daarop legt de
V.V.D.-fractie het accent. Alles wat je vervolgens
doet om de vraag, die kennelijk groter is dan het
aanbod, te reguleren, hebben wij gekenschetst als
''modderen in de marge". Die typering blijft van
kracht. Ik heb het uitermate betreurd dat aan de
door mij genoemde aspecten tot nu toe in dit debat
zo weinig aandacht is besteed.
Een belangrijk ander aspect is dat woningzoe
kenden zich steeds meer in lagere leeftijdscatego
rieën voordoen. Men wenst op zeer jonge leeftijd
over vrije woonruimte te beschikken. Op zichzelf
is dat een zeer lofwaardig strevenwaarmee de
V.V.D.-fractie geen enkele moeite heeft; wij moe
ten dit streven echter in beschouwing nemen tegen
de achtergrond van huidige en toekomstige woning
bouwcapaciteiten
Vooraf inspelen op de hierboven geschetste
marktverandering is erg moeilijk. Een gezond