19 FEBRUARI 1979
157
hebben. Dit mag echter niet betekenen dat elke ge
gadigde die niet tot onze "clan" behoort, opzij
wordt gezet. Het beleid dat in dezen moet worden
gevoerd, laat zich moeilijk formuleren. Het is
niet gemakkelijk criteria aan te geven en je zult
je moeten bedienen van een aantal criteria met een
globale inslag, zoals sociale en economische ge
bondenheid.
Naar onze mening is het gevaarlijk ervan uit
te gaan dat de toepassing wel zal leren hoe het
toelatingsbeleid functioneert. Dreigt daardoor
niet het grote gevaar dat er een landelijke "lap
pendeken" van regelementen ontstaat ook in het
stuk van de minister wordt daarop gewezen en
dat straks de burger die zich ergens moet gaan
huisvesten door de bomen het bos niet meer ziet?
Zo'n ontwikkeling zouden wij ten zeerste betreuren.
Daarnaast moeten wij constateren dat het regu
lerend aspect een enorme ambtelijke rompslomp met
zich meebrengt en dat de consequenties van een en
ander -*■ dit is een belangrijk gemis in de nota
niet aan de hand van cijfers zijn aangegeven. Wij
hebben alleen gehoord dat voor Princenhage-west I
en -west II een percentage van ongeveer 50 geldt.
Ik wil dat voor een belangrijk deel geloven, maar
ik vraag mij af hoe de vraag zich in de toekomst
zal ontwikkelen. Rechtvaardigt de ontwikkeling van
de vraag een beleid als vanavond wordt voorgesteld?
Daar komt nog bij dat het preadvies naar mijn me
ning een sfeer ademt van een stringenter beleid
dat in de toekomst zal moeten worden geformuleerd.
Ligt bij de formulering van dit beleid het accent
wel goed? We zullen moeten blijven streven naar
verhoging van de woningbouwproduktiedaaraan had
de mening van mijn fractie prioriteit moeten wor
den gegeven. Het ambtelijk apparaat zal moeten
blijven zoeken naar mogelijkheden om toch versnel
ling in de produktie te brengen en naar een ver
klaring van het ontstaan van langdurige procedures
en vertragingen in de totstandkoming van bouwpro
jecten, Tegen deze achtergrond willen wij in het