19 FEBRUARI 1979
169
het programakkoord en het is nu nog, na alle ein
deloze discussies in commissieverband, voor mij
niet aan twijfel onderling dat die studie er zal
komenmaar ik vind het niet getuigen van politie
ke eerlijkheid als men voortdurend probeert de
drie punten die aan de orde zijn met elkaar te
vermengen en tegen het college zegt dat vanavond
een preadvies over het al of niet invoeren van de
Woonruimtewet op tafel had moeten liggen, of dat
zo'n preadvies er uiterlijk in juni 1979 moet
zijn.
Dit waren de politieke stellingen tot voor de
voorlaatste commissievergadering. Wat gebeurt er
dan op landelijk niveau? Wij zien een aantal pu-
blikaties, er komt een advies van de raad voor de
volkshuisvesting, er komt een advies van het con
sumentenorgaan, er komt advies van makelaars, er
komt advies van iedereen die zich diepgaand met
de problematiek bezighoudt en de minister zegt
desgevraagd toe dat hij op 26 februari aan een ex
tra bijeenkomst van de vaste Kamercommissie voor
volkshuisvesting wil deelnemen. In die bijeenkomst
wil de minister een discussienota aan de orde
stellen die de problematiek waarover wij nu spre
ken, enigermate "bedekt". Uit die discussienota
blijkt in grote lijnen dat de bewindslieden, de
minister en de staatssecretaris, aan de invoering
van een gewijzigde Woonruimtewet 1947 denken, een
Woonruimtewet met wijzigingen op het punt van de
problematiek die wij vanavond bespreken.
Wat hebben wij nu bedoeld met het beleggen
van de extra commissievergadering? Ons doel was
de discussie van vanavond zuiver te houden, in
dier voege dat de Woonruimtewet 1947, hoe zeer die
ook van belang is, de debatten van vanavond niet
"overhoop zou halen". Wij wilden vporkomen dat een
discussie over de Woonruimtewet 1947 zou ontaarden
in een nietes-welles-spelletjewaarbij ik tegen
iedereen kan zeggen dat de Woonruimtewet 1947 vol
gens duidelijke indicaties uit Den Haag wellicht
zal worden gewijzigd, zodat de vraag rijst: waar