172 19 FEBRUARI 1979 Dit waren de "hond" en de "kat" waardoor je zou kunnen worden gebeten. In deze situatie blijft over de mogelijkheid om terug te vallen op wat er is afgesproken: een sobere beantwoording ten aan zien van onderwerpen die aan de orde zijn gesteld, voor zover deze nog niet in mijn betoog tot nu toe zijn behandeld. Mevrouw Den Ouden heeft enkele technische vragen gesteld waarop ik nu niet ten volle zal in gaan. Door te gaan spreken over conflictsituaties tussen A.R.O.B.-procedures en leegstandsconsequen ties zou ik vooruitlopen op de discussie over de invoering van een WoonruimtewetZij heeft er voorts op gewezen dat de vestigingsmotieven van de mensen die naar Breda komen, een interessant gegeven zouden kunnen vormen. Zij zal zich kunnen voorstellen dat dit juist een object van onderzoek is dat op het ogenblik bij de sociografische dienst leeft en dat te zijner tijd in bepaalde mate een element zal vormen van de wetenschappelijke onder bouw van hetgeen wij over anderhalf jaar naar aan leiding van de nota volkshuisvesting zullen be praten. Van de kant van mevrouw Den Ouden is wederom een pleidooi voor één bureau van toewijzing geko men, in verband waarmee zij ook premiehuurwoningen en woningen in de beschutte sfeer heeft genoemd, naast de woningbouwverenigingen, die mijns inziens ten aanzien van beide categorieën een belangrijke rol spelen. Ik denk dat wij het allen eens kunnen zijn met de opmerkingen van mevrouw Den Ouden over één toewijzingsbureau. Ik zou op allerlei details van het betoog van de heer Hendriksen kunnen ingaan, maar ik heb mijn grote bezwaar tegen het standpunt van de P.v.d.A.- fractie reeds kenbaar gemaakt. Bij de bespreking van het amendement kom ik daarop nog terug. Hetzelfde geldt voor het betoog van mevrouw Muntjewerff, uitmondend in een motie die mijns in ziens in feite een amendement is. Omdat ik er in het verleden ook op andere plaatsen over heb

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 172