176 19 FEBRUARI 1979 Middellaan met aanvaardbare prijzen op touw te zet ten. In deze discussie zou het te ver voeren op die aspecten in te gaan, maar ik kan de heer Gar- ritsen verzekeren dat het geen kwestie is van het uit de hand lopen van het beleid. Ik geloof juist dat wij met vallen en opstaan, met name in de Ge- rardus Majellawijk en misschien in minder mate in het gebied Leuvenaarstraat/Middellaan, hebben ge probeerd de prijs te betalen van het aarzelend zoeken naar gesprekken met de bevolking, een stuk participatie en het leren van dit soort methodie ken. Naar mijn mening kan men het college in deze niet aansprakelijk stellen: raad, college en bewo ners hebben gezamenlijk voor een bepaalde weg ge kozen. De heer GARRITSEN: Ik heb mijn vraag toege spitst op de opmerking dat de woningbouwproduktie als gevolg van het ontbreken van bouwgrond zou zijn teruggelopen. Op dit ogenblik hoor ik enkele andere oorzaken. Mijn opmerkingen heb ik gebaseerd op meerjarenplanningen van de dienst van openbare werken en de sociografische dienst, waaruit steeds blijkt dat twee a drie jaar verder de voorgenomen aantallen telkens niet worden bereikt. Wethouder VAN DUN: Het is ondoenlijk in dit verband duidelijk te maken hoe de situatie precies is, maar ik ben bereid in de commissie, of zelfs a deux met ambtenaren erbijverduidelijking te geven. Wanneer we over de woningbouwproduktie pra ten, is er namelijk een verschil tussen een "ste riel" statistisch gegeven de directeur van de sociografische dienst, hier aanwezig, zal mij die omschrijving niet euvel duiden en de concrete feitelijkheid die we bij het voeren van beleid in wijken en buurten tegenkomen. Geen van beide par tijen treft in dezen enig verwijt, maar de onder linge afstemming is natuurlijk moeilijk. Ik geloof dat je niet vanuit de statistische cijfers tot een interpretatie moet komen van wat nu in de praktijk het beleid is geweest. Met andere woorden: je moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 176