19 FEBRUARI 1979
185
een bepaling inzake het voorkeursrecht voor de ge
meente tot aankoop van woningen die men in twee of
drie maanden niet kwijt kan.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de amende
menten nog steeds aan de orde zijn zoals zij zijn
ingediend. Afgezien van verlangens ten aanzien van
wijzigingen of aanvullingen, heb ik rekening te
houden met hetgeen op tafel ligt, te weten de tekst
die voor de pauze is ingediend.
Mevrouw DEN OUDEN-JANSEN: Naar aanleiding van
het beraad in onze fractie tijdens de pauze wil ik
enkele korte opmerkingen maken.
Naar aanleiding van het amendement van de
heer Hendriksen het volgende. Mijn fractie vaart
op de koers van de hoofdlijnen van het beleid en
zij wil zich daaraan houden. Toegezegd is dat de
eventuele invoering van "een" Woonruimtewet zal
worden onderzocht. Wij willen de resultaten van
dat onderzoek gewoon afwachten en er niet op voor
uit lopen. Het amendement van de heer Hendriksen
achten wij dan ook overbodig.
Naar aanleiding van hetgeen in het amendement
van mevrouw Muntjewerff onder "art. 1" wordt voor
gesteld verwijs ik naar een opmerking die ik in
eerste instantie heb gemaakt en waarmee de heer
Van Dun blijkens zijn beantwoording akkoord kon
gaan. De in artikel 5 genoemde termijn van vijf
jaar achten wij vooralsnog redelijk. Nog niet is
aangetoond dat een termijn van tien jaar de beste
is. In het kader van de mogelijkheid tot jaarlijk
se herziening kan op dit punt te zijner tijd wel
licht een aanpassing tot stand komen. Bovendien
achten wij het van groot belang dat deze kwestie
in het stadsgewest wordt besproken, opdat er één
lijn kan worden getrokken. Al met al achten wij
het amendement van mevrouw Muntjewerff overbodig.
De heer GARRITSENWaarom maakt u er dan geen
één jaar van?
Mevrouw DEN OUDEN-JANSEN: Die huizen zijn na