19 FEBRUARI 1979
187
Zowel in de bouwwereld als in kringen van
rijks- en provinciaal bestuur valt te vernemen dat
er vertraging wordt veroorzaakt door de zeer inge
wikkelde subsidiepolitiek en de normstellingen die
daaraan ten grondslag liggen. Subsidiepolitiek ten
opzichte van één bepaalde categorie leidt in het
kader van de evenredige verdeling soms tevens tot
minder produktie in andere categorieën. Ik geloof
dat de raad en het college zich er sterk voor moe
ten maken dat de hoofdprioriteit bij de weg van de
versnelling wordt gelegd. Welke maatregel je ook
treft, of er nu een al dan niet gewijzigde Woon-
ruimtewet 1947 wordt ingevoerd, of dat er een toe
latingsbeleid wordt vastgesteld, we moeten keihard
constateren dat je er geen enkele woning extra door
bouwt. Dit alles zie ik dan nog tegen de achter
grond van het standpunt dat onze fractie inneemt
als zij zich afvraagt waar de gemeente Breda het
recht vandaan haalt om te oordelen over mindere
urgentie van de woningnood van mensen uit de rand
stad die al dan niet in Breda komen werken. De
koppeling aan de werkgelegenheid voor de toekomst
achten wij juist, maar er zou ook aandacht aan de
oorzaken van de vertraging moeten worden besteed.
In eerste instantie heb ik gewezen op de ge
middelde bezetting per wooneenheid die gedaald is
van 3,51 naar 2,89. Ik constateer dat de categorie
die aan de onderkant wordt bijgevuld, volgens het
nu geformuleerde toelatingsbeleid uit mensen be
staan die sociaal en economisch gebonden zijn. Ge
nieten zij altijd voorrang boven alle mensen die
van elders komen? Dat zou getuigen van een oor
deelsvorming die wij als liberalen niet graag zien
plaatsvinden. Naar onze mening moet het accent in
hoge mate op de woningbouwproduktie liggen: dat
moet volgens ons mogelijk zijn, waarbij men wel
licht voor de noodzaak van een enigszins centralis
tische opstelling ten aanzien van de woningbouwin-
vulling komt te staan. Ik geloof dat de gemeente
daarop haar aandacht moet. richten en ik zou in
commissieverband graag in het komende jaar meer