190
19 FEBRUARI 1979
op een bepaald ogenblik over de invoering van de
Woonruimtewet praat. Men houde mij ten goede: dat
hebben we gewoon met elkaar afgesproken. Ik heb er
echter voor gepleit het nu eens helemaal anders te
doen en, gezien de ontwikkelingen in den lande,
dat is mijns inziens ook de bedoeling van het uit
gereikte stuk in de loop van dit jaar met in
schakeling van de commissie voor ruimtelijke orde
ning te onderzoeken hoe wij een juridisch juiste,
op de problemen geënte oplossing kunnen vinden in
het kader van een te wijzigen Woonruimtewet. Het
is mijn bedoeling dat er in gezamenlijk overleg
zo'n gedragslijn wordt gevolgd.
De heer Hendriksen heeft gezegd dat er best
omstandigheden kunnen zijn die bepaalde situaties
nog schrijnender maken dan zij waren toen wij aan
tafel zaten voor de onderhandelingen over het pro
gramakkoord. Ik blijf erbij dat in dat geval punt
8 van de preambule van het programakkoord de lijn
aangeeft waarlangs het programakkoord moet worden
bijgesteld of veranderd. Het programakkoord kan
niet naar believen eenzijdig door één politieke
fractie in de raad worden gewijzigd. Dat is niet
juist, want op die manier doet men andere fracties
tekort en stuurt men het college het bos in. Als
men uitgaat van een eigen interpretatie van het
"spoorboekje", zouden we in Zierikzee kunnen in
stappen terwijl Groningen de bedoeling was. Dat
leidt tot onduidelijkheid en tot dit soort lange
discussie in deze gemeenteraad. Als een fractie
door politieke nood het water naar de lippen stijgt,
kan men het in het programakkoord opgenomen middel
hanteren: men moet dan de betrokkenen bijeen roe
pen en bijstelling van het programakkoord bevorde
ren. Het is ongewenst op deze wijze te interprete
ren, naar buiten toe illusies te wekken en andere
fracties te frustreren, terwijl de dienstregeling
gewoon voorhanden is.
De heer Hendriksen heeft enkele verlangens
geuit. Discussiëren over de Woonruimtewet? Mijn
antwoord: ja. Een versnelling als het nodig is?