19 FEBRUARI 1979
191
Ja, tegen de achtergrond van de discussie op
rijksniveau. Men moet echter niet verlangen dat de
raad in juni naar aanleiding van een preadvies
over het al dan niet invoeren van de Woonruimtewet
zal kunnen beslissen. Tegen die tijd zal de raad
nog over onvoldoende diepgang en onvoldoende infor
matie beschikken. Als de raad dit verlangen van de
heer Hendriksen overneemt, zadelen wij elkaar en
ook de ambtenaren op met werk, zodat men mij het
volgend jaar zal verwijten dat de woningbouwpro-
duktie nog verder is achtergebleven. Dat laatste
is overigens maar een persoonlijk grapje.'
De heer HENDRIKSEN: Vindt u niet dat de kwes
tie van de woningnood versnelling kan verdragen
zodra je constateert dat er mogelijkheden tot ver
snelling aanwezig zijn?
Wethouder VAN DUN: Ik constateer dat vanavond
aan twee uitgangspunten van het programakkoord
wordt voldaan en dat ten aanzien van een derde
punt een toezegging is gedaan. Vindt u het leuk
dat er in zo'n situatie een persoonlijke interpre
tatie wordt gegeven? Ik vind dat niet leuk. Het
komt bijna neer op het eenzijdig verbreken van de
overeenkomst, maar ik beperk mij op dit ogen
blik tot de betiteling "eenzijdige interpretatie
en ik wijs er nogmaals op dat de kanalen waarlangs
men te werk moet gaan gewoon zijn aangegeven. Dat
zijn spelregeltjes die we onszelf hebben opgelegd.
De heer HENDRIKSENIk betreur het dat de
meerderheid van het college steeds teruggrijpt op
het programakkoord en niet ingaat op de wezenlijke
argumenten die er zijn.
Wethouder VAN DUN: Ik ben niet de enige die
het programakkoord moet verdedigen en dit is dan
ook mijn laatste opmerking op dit punt: naar mijn
mening moet je wezenlijke elementen op een gegeven
ogenblik niet van het programakkoord los maken. De
wezenlijke elementen zijn de onderbouw van het
programakkoord geweest en daar houden we ons aan.