19 FEBRUARI 1979 199 Dreef, Paquaijmevrouw Paulussen, mevrouw Muntjewerff-van den Hul, de heren Crul, Wel- schen, Hendriksen en Oomen. De VOORZITTER: Wenst men stemming over het voorstel onder agendapunt 17? De heer HENDRIKSEN: Ik wil namens de P.v.d.A.- fractie een stemverklaring afleggen. Naar onze me ning is tijdens de behandeling gebleken dat ver scheidene fracties het belang van discussie over de Woonruimtewet erkennen. Het college heeft toe gezegd verder te zullen gaan met de uitwerking van de nota, terwijl is aangekondigd dat verder dis cussie in de commissie zal plaatsvinden. De P.v.d.A.-fractie is van mening dat zij conform het programakkoord heeft gehandeld. Zij meent voorts dat een regeling beter is dan geen regeling. Daarnaast wil zij aangetekend zien dat naar haar mening de Bredase woningnood een snelle re aanpak vergt dan de tot nu toe gehanteerde en dat één van de mogelijkheden daartoe haars inziens door de Woonruimtewet wordt geboden. Het toela tingsbeleid op zichzelf vindt de P.v.d.A-fractie nogal mager. Het is bovendien naar onze mening -- dat houdt verband met het amendement van mevrouw Muntjewerff op een aantal onderdelen niet scherp geformuleerd. Onze conclusie: een regeling is beter dan geen regeling en wij zullen derhalve vóór het voorstel stemmen. De heer GARRITSENNaar onze mening is er on voldoende instrumentarium om een toewijzingsbeleid op te baseren. Het voorgestelde beleid is boven dien onvoldoende onderbouwd. De heer Van Dun heeft verwezen naar de cijfers van de sociografische dienst; daarbij gaat het om een paar cijfertjes die naar aanleiding van vragen zijn opgesteld, maar niet om een onderbouwing van het beleid. In de derde plaats is het volstrekt onzeker hoe de overloop en de suburbane ontwikkelingen door het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 199