20 11 JANUARI 1979 hoedanigheid zij dat doen. Hier komt nog bij dat volgens blz. 3 van het voorstel "daadwerkelijke subsidieverlening alleen kan plaatsvinden op grond van besluiten die van geval tot geval genomen moe ten worden en gebaseerd dienen te zijn op de spe cifieke situatie van dat geval." De interpretatie van deze duidelijke volzin is voor ons voldoende om ons tegen het amendement te verklaren. Wethouder WELSCHEN: Over het amendement heb ben we in het college nog niet gesproken, zodat ik er nu niets over zal zeggen; ik volsta met een korte reactie op wat de verschillende sprekers hebben ingebracht. Wij zijn er nogal gelukkig mee dat deze rege ling vanavond aan de raad kan worden aangeboden en dat in Breda de sportverenigingen van de regeling zullen kunnen gaan profiteren. Een belangrijk winstpunt is dat we de totstandkoming van meer sportclubhuizen op de verschillende terreinen en hopelijk ook bij de overdekte voorzieningen kunnen gaan stimuleren. Op deze manier kunnen met zelfwerkzaamheid van de mensen en met een vaste, duidelijke basisklandizie voor de verenigingen meer sociale ontmoetingspunten binnen de wijken en buurten tot stand komen. Dat is een goede zaak voor de overheid, maar ook voor de verenigingen, omdat verenigingen die een bloeiend bestaan willen hebben, niet alleen puur moeten sporten, maar ook moeten proberen de sociale contacten tussen hun leden en tussen de ouders en de partners van hun leden flink aan te trekken. Dat is eigenlijk al leen maar goed mogelijk als je de gelegenheid hebt een eigen "home", een eigen sportclubhuis te ex ploiteren: een voorwaarde die overal blijkt te gelden. De mogelijkheden die via deze regeling worden geschapen, zijn dus ook voor de sportvere nigingen erg gunstig. Men is er bij de sportvere nigingen ook erg enthousiast over Van deze raad heb ik over de algemene lijnen van het voorstel alleen maar erg positieve geluiden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 20