210
19 FEBRUARI 1979
een onoverkomelijk bezwaar ervaren dat de gemeen
teraad pas na de gewestraadsvergadering van 2 fe
bruari j.l. over de collegenota kan beraadslagen.
De nota is volledig in overeenstemming met de eer
dere uitspraken van de raad en de tijdnood waarin
de inspraakprocedure over de bestuurlijke reorga
nisatie moet worden afgewikkeld kan niet aan het
college van burgemeester en wethouders worden
toegerekend.
De nota van burgemeester en wethouders onder
scheidt zich niet alleen door de conclusie in gun
stige zin van het merendeel van de reacties die
door de stadsgewestgemeenten bij het dagelijks be
stuur van het stadsgewest zijn ingediend, maar ook
door de wijze waarop het vraagstuk van de bestuur
lijke reorganisatie wordt benaderd. Het is opval
lend hoezeer de standpuntbepaling van veel gemeen
ten op beslissende wijze beïnvloed is door het as
pect van de provinciale herindeling, met name de
eventuele deling van Noord-Brabant. Daardoor is
de aandacht afgeleid van de hoofdzaak, van het
doel dat met de reorganisatie wordt beoogd, te
weten een optimaal functionerend binnenlands be
stuur. De betrokken gemeenten verwarren doel en
middel en zijn zodoende niet meer toegekomen aan
de zakelijke beoordeling. Het is de verdienste van
de ter tafel liggende nota dat de regeringsplannen
niet emotioneel worden benaderd, maar worden be
oordeeld op hun betekenis voor de oplossing van de
problematiek van het regionaal bestuur.
Het zal duidelijk zijn dat onzerzijds geen
behoefte bestaat aan een nadere reactie van de
kant van de gemeente Breda. Wij onderschrijven
volledig de conclusie van de nota.
De heer VAN DUIJL: Omwille van de tijd zal ik
het eerste deel van mijn betoog achterwege laten.
Ik had daarin willen ingaan op de geschiedenis
waaruit het wezenskenmerk van de reorganisatie van
het binnenlands bestuur is voortgevloeid. Op het
ogenblik beperk ik mij tot het tweede gedeelte.