214
19 FEBRUARI 1979
van de provincies naar miniprovincies en vermoede
lijk ook het overhevelen van gemeentelijke taken
naar miniprovincies, zal onzes inziens erg weinig
resultaat hebben. De vraag of Breda in drieën of
in vieren moet worden verdeeld, heeft voor ons dan
ook geen enkele urgentie. De meningen te dien aan
zien blijken in de verschillende partijen overi
gens sterk uiteen te lopen. In het C.D.A. vind je
groepen die voor de eenheid van Brabant pleiten.
In de Partij van de Arbeid ligt het iets anders:
daar zijn voorstanders van een tweedeling en van
een driedeling en je komt er zelfs pleitbezorgers
van een vierdeling tegen. Het schijnt daar alle
maal niet zo duidelijk te zijn. Voor ons geldt dat
Brabant op dit ogenblik beter één kan blijven,
maar zeker niet op grond van de argumenten die de
groep "Brabant één" naar voren brengt, want daarin
vinden we niets terug van de werkelijke democrati
sering die wij bepleiten. Van die argumentatie
willen we duidelijk afstand nemen.
Dit zijn de belangrijkste redenen voor ons
om de reorganisatie niet zo nodig te achten. Tegen
die achtergrond wijzen wij het ter tafel liggende
voorstel van het standsgewest af. Bij mensen die
bepaalde opvattingen over "Breda één, twee of drie"
hebben blijkt steeds weer dat om met Marx te
spreken het maatschappelijk zijn van iemand het
bewustzijn bepaalt. Dit geldt in hoge mate als het
om deze materie gaat.
De VOORZITTER: Dames en heren. Ik wil graag
namens het college antwoorden. Bij mijn weten
maar het was duidelijk dat de heer Garritsen zich
versprak is het nog niet de bedoeling Breda in
twee,, drie of een ander aantal delen op te split
sen. Een dergelijke bedoeling zou men wellicht wèl
kunnen hebben ten aanzien van Noord-BrabantIk
zeg dit heel speciaal in deze context en op deze
wijze, omdat er met betrekking tot de bestuurlijke
reorganisatie vele onzekerheden zijn.
De heer GARRITSEN: Misschien sprak ik bij