216
19 FEBRUARI 1979
of andere regeling tot stand brengt. De discussie
over gewesten, provincies en de Wet op de gemeen
schappelijke regelingen heeft ongeveer twaalf jaar
geduurd. Het is een eindeloos verhaal geworden en
ook het aantal plannen dat er ligt, is eindeloos.
Ik geloof dat, gezien alle onzekerheid, de rege
ring gewoon te kennen moet geven wat naar haar me
ning de gewenste territoriale indeling is.
Van enig belang lijkt het mij erop te wijzen
dat de termijnen die de regering zich voor de be
handeling van deze kwestie heeft gesteld, al eni
germate zijn overschreden. Zoals men weet verwacht
te men adviezen van de zijde van de provincies
vóór 1 maart 1979, maar thans staat reeds vast dat
die termijn zal worden overschreden. De staten van
Noord-Brabant vergaderen pas op 16 maart en daar
zit dus al een belangrijke verschuiving in. Overi
gens heb ik de indruk maar ook niet méér dan
dat dat de toezegging van de regering, de Wet
op de reorganisatie binnenlands bestuur rond Prins
jesdag 1979 bij de Tweede Kamer aan de orde te
zullen stellen, wel zou kunnen worden nagekomen.
Volgens mijn inlichtingen is het de bedoeling dat
de regering éérst aandacht schenkt aan de functio
nele aspecten, waaronder de kwestie van de taak
verdeling en de kwestie van decentralisatie van
taken. Mogelijk is ik heb daarover echter uiter
aard vanaf deze stoel weinig of niets te zeggen
dat de regering op dat punt een wijziging in het
thans voorliggende wetsontwerp brengt of daarover
een brief aan de Tweede Kamer zendt. Dit alles
betekent dat een en ander zich toch in de komende
maanden zou kunnen voltrekken en ik geloof dat er
veel aan gelegen is dat in dit opzicht ook voor de
gemeenten en de provincies duidelijkheid ontstaat.
Inmiddels schijnt het ook de bedoeling te zijn dat
tegen het najaar ook de huidige Wet op de gemeen
schappelijke regelingen 1950 op de helling komt,
waarbij de functie van eventuele hulpstructuren
wat meer inhoud zou kunnen krijgen. Vooral van be
lang is de wijze waarop de besturen tot stand