218
19 FEBRUARI 1979
is dunkt mij niet zo zeker dat de reorganisatie
van het binnenlands bestuur, wanneer zij overeen
komstig de wensen van minister Wiegel wordt ge
concretiseerd, op de duur tot hogere kosten zal
leiden dan bestendiging van de huidige situatie.
In de huidige situatie zijn er oneindig veel ge
westen, zijn er vele ambtenaren, is er in ieder
geval onduidelijkheid rond het bestuur, worden we
geconfronteerd met de kwestie van de vierde be
stuurslaag en doet zich de vraag voor hoe bepaal
de bestuursorganen moeten worden gekozen. Al met
al ben ik nog niet zo zeker van de door de heer
Van Duijl gesignaleerde financiële consequenties.
Ik kom toe aan de beantwoording van de op
merkingen van de heer Oomen, die echter op het
ogenblik niet aanwezig blijkt te zijn, zodat hij
de reactie maar in de notulen moet nalezen. De
nota heeft, voordat zij in de raad was behandeld,
in het stadsgewest gefunctioneerd. Het is de be
doeling dat deze nota wordt doorgezonden naar het
college van gedeputeerde staten; zij heeft in het
stadsgewest al een functie vervuld. De heer Oomen
heeft zich er verheugd over getoond dat wijzigin
gen die in de commissie voor algemene zaken zijn
voorgesteld, in de nota zijn verwerkt. Daarbij
heeft hij gewezen op een min of meer bekende pro
blematiek ten aanzien van opvattingen in de ge
westraad en in de gemeenteraad. Dit vraagstuk kan
naar ik meen vanavond niet geheel en al worden
besproken. Ik zou met de heer Oomen, ook in de
commissie voor algemene zaken, nog wel eens wil
len spreken over de vraag of het voor degenen die
zich vóór het voorstel van burgemeester en wet
houders hadden uitgesproken, verplicht was zich
ook achter het Dongemond-voorstel te scharen. Ik
waag zulks te betwijfelen en in de tweede plaats
zou ik de heer Oomen willen vragen de eindstemming
eens na te kijken, omdat we daarbij ook van de
kant van Breda allen akkoord zijn gegaan met een
voorstel van het dagelijks bestuur van het stads
gewest: dat is, zacht uitgedrukt, ook niet