15 MAART 1979 256 die ook chef van de afdeling stadsontwikkeling is. Naar mijn beste weten maar dit kon niet worden bevestigd heb ik enige weken geleden een brief aan het comité geschreven, niet in stadhuistaal maar in begrijpelijke termen, met de mededeling, dat, afgezien van de kwestie van de toestemming van de provinciale directie van de volkshuisvesting het vandaag door de raad te voteren krediet nog door gedeputeerde staten zal moeten worden goedge keurd. Volgens onze taxatie zal men aan een tijd stip tegen de bouwvakvakantie aan moeten denken; ook dat is naar ik meen in de brief aan het comité gemeld Daarnaast heeft de heer Garritsen gesproken over het aansluiten van achttien woningen op het riool. Ik meen dat het hier om de c-woningen gaat. De heer GARRITSEN: De f-woningen. Wethouder VAN DUN: In ieder geval beschik ik niet over voldoende stukken om te kunnen zeggen of aansluiting op het riool voor de betrokken wonin gen mogelijk is. Ik kan dan ook geen toezegging doen en ik volsta met de mededeling dat ik hierover met medewerkers van de dienst van openbare werken aan de hand van tekeningen heb gesproken, waarbij men mij ervan heeft overtuigd dat het om een af schuwelijk moeilijk probleem gaat. Het probleem is niet alleen van technische aard, maar houdt ook verband met het op kosten jagen van bewoners. Het riool loopt dwars onder de woonkamer door en er zou vloerbedekking moeten worden opgebroken. Dit is de achtergrond van het geheel, maar ik heb er geen enkele moeite mee de heer Garritsen in het kader van de door mevrouw Muntjewerff bepleite dis cussie een rechtstreekse technische uiteenzetting door de betrokken ambtenaren te laten geven. Mij rest tenslotte de kwestie "onderhandse aanbesteding, ja dan nee?" Ik geloof dat het nodig is de woorden van mevrouw Muntjewerff tenzij zij uit haar eigen fractie citeert te corrigeren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 256