15 MAART 1979 262 stand komen. Wèl is het onze bedoeling dat uit de wijze waarop het gebied wordt ingericht lering kan worden getrokken voor de toekomstige standpuntbe paling ten aanzien van de kwestie erfpacht/verkoop. De heer GARRITSEN: Ik begrijp niet waar de heer Crul dit optimisme nog vandaan haalt, want de standpunten over de kwestie erfpacht/verkoop van het C.D.A. en de V.V.D. in deze raad zijn al bekend We hebben hier te maken met een kopie van wat er landelijk is gebeurd: helemaal aan het eind kun je "stoeien" over een nota en als je te lastig bent word je er weer uitgezet. Ik zie niet in waarom we nu zo moeilijk zouden moeten doen. Wethouder VAN DUN: Daar gaat ie dan weer! De opmerking van de heer Garritsen vind ik eerlijk gezegd een beetje gênant in de richting van het college. Het standpunt van het C.D.A. is bekend, het standpunt van de V.V.D. is bekend, maar ook het standpunt van de P.v.d.A. is bekend. Toe vallig zitten we met ons drieën in het college en hebben we afspraken met elkaar gemaakt; die afspra ken worden gewoon nagekomen. In dat kader zie ik de discussie en ik ben blij met deze tweede termijn want ik heb uit contact met mijn collega Welschen achter deze tafel gemerkt dat er misschien ook mis vattingen in het college zouden kunnen bestaan. Ik heb in eerste termijn niet gezegd dat Moleneind- Oost geen onderwerp voor een rekenmodel zou mogen zijn. Het geheel is echter afhankelijk van twee variabelen in tijd, te weten de volgende. 1. Wanneer zou je, op de hand gewogen, je beslis sing moeten nemen over de hoogte van de uit gifteprijs? Ik kan daarop geen exact antwoord geven 2. Wanneer slagen wij erin de "vooruitgetrokken" nota erfpacht aan de raad te presenteren? De raad en het ambtelijk apparaat werken zich te barsten aan allerlei activiteiten die het pro gramakkoord met zich meebrengt. Ik heb op het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 262