273
15 MAART 1979
namelijk ook denkbaar dat als gevolg van de toepas
sing van artikel 56 sommige mensen géén verzoek in
dienen. Ik denk dat juist de twijfelgevallen bij
het college terecht komen.
Wethouder VAN DUN: Ik betreur de opmerking van
de heer Van Asseldonk, omdat ik die zelf had wil
len maken.' Naar mijn mening heeft hij volkomen ge
lijk. Wanneer er van 22 aanvragen slechts één is
afgewezen, mag men op grond daarvan niet conclude
ren dat artikel 56 niet goed zou werken. Bovendien
geloof ik dat artikel 56 geen doel op zich is. Het
gaat om een instrumentarium dat in zijn geheel kan
worden gebruikt om de ontwikkelingen in de binnen
stad conform de wensen van raad en college te be
heersen, pnder meer in het kader van de 86 binnen-
stadsbesluitenArtikel 56 is daarbij één van de
hulpmiddelen. Door de hoeveelheid aanvragen te me
ten en daarbij na te gaan welke zijn ingewilligd
krijgen we natuurlijk geen juiste indicatie van de
werkingssfeer van artikel 56, omdat we daarbij niet
worden geconfronteerd met mensen die woonruimte
aan de woonbestemming hadden willen onttrekken,
maar die, wetend van de toepassing van artikel 56,
niet eens een poging hebben gewaagd.
Verder ingaan op de door mevrouw Muntjewerff
aan de orde gestelde problematiek, wijs ik er nog
maals op dat artikel 56 geen doel op zich is. Het
gaat om beheersinstrumenten ten aanzien van de bin
nenstad en het einddoel wordt gevormd door de be
stemmingsplannen voor de binnenstad, waaraan zoals
men weet wordt gewerkt. De commissie ruimtelijke
ordening zal op redelijk korte termijn worden ge
confronteerd met de volgorde van een aantal ten
aanzien van de binnenstad te nemen voorbereidings-
besluiten, waarna we weer een eind op de goede weg
zullen zijn. Ik geef toe dat we, zolang de bestem
mingsplannen voor de binnenstad niet perfect zijn
en de voorbereidingsbesluiten nog niet zijn geno
men, ons enigermate moeten behelpen. In die sfeer
zie ik artikel 56, het sloopvergunningenstelsel