287 15 MAART 1979 functionele commissies ook aan de onderscheidene fracties de gelegenheid te geven uitvoerig aan het standpunt van beleidsvorming via de politiek ge stalte te geven. Daarbij mogen we niet uit het oog verliezen dat ook het gemeentelijk handelen aan economische wetten gebonden is en dat planning, realistisch gezien, los van financiële mogelijk heden niet zinvol kan geschieden. Ik kom hierop nog nader terug bij de behandeling van de passage waarin het college aangeeft waarom het voor alter natief 2 heeft gekozen. Nu het voorstel zelf. In navolging van het voorstel heb ik mijn betoog ingedeeld in een aan tal onderdelen. Algemene opzet. Wij kunnen meegaan met de wijze waarop het college deze opzet schetst; er blijft echter één vaagheid bestaan. Op blz. 2 schrijft het college nog te hebben overwogen de behandeling van de jaarbegroting en de behandeling van de meerjarenbegroting te splitsen. Als een dergelijke splitsing voor dit begrotingsjaar niet meer valt te verwezenlijken, mag ik dan aannemen dat het college voornemens is voor andere jaren wèl zo'n splitsing aan te brengen? Het standpunt van het college ten aanzien van de vertaling in constante prijzen kunnen wij geheel onderschrijven. Budgettaire capaciteit. De uitgangspunten van het college zijn bepalend geweest voor het vaststellen van de budgettaire capaciteit. Ook voor wat de prognose betreft blijft het college toch nog aan de voorzichtige kant. Blijkens het hoofdstuk Belastingen wordt een gemiddeld accres van 3% aangehouden. Conform in het verleden geno men raadsbesluiten wordt rekening gehouden met een verhoging wegens inflatie van ongeveer 3^%. Energie- en waterbedrijf. Vooropgesteld zij dat de passage over de winstuitkering van het energie- en waterbedrijf slechts een onderdeel van het voorstel uitmaakt. Hoewel het om een zeer intrigerend onderdeel van het voorstel gaat, wil

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 287