293 15 MAART 1979 De VOORZITTER: Dames en heren. Ik begin met de beantwoording van de sprekers "in volgorde van opkomst". Bij het horen van de opmerkingen van de heer Garritsen kreeg ik weinig plezier in de be antwoording, maar als ik aan het begin begin, valt het op het eind misschien nog een beetje mee! Allereerst dan de opmerkingen van de heer Van de Steenoven. Ik meen dat wij met betrekking tot Bestek '81 al bij de vorige begrotingsbehandeling de verwachting hebben uitgesproken dat de gemeente wel wat veren zou moeten laten. Daarover hebben we geen onduidelijkheid laten bestaan en aan de an dere kant kunnen we er ook weinig aan veranderen. De gemeente moet met de stand van zaken op het ge bied van de gemeentefondsuitkeringen, als een hard gegeven, gewoon rekening houden. Je kunt daar lan ge betogen over houden, maar we hebben te maken met de feitelijke situatie. De heer Van de Steenoven heeft het woord "kunstgrepen" gebruikt. Ik geloof echter dat het wel meevalt, want ik vind de kunstgrepen die een goochelaar van tijd tot tijd laat zien heel wat ingewikkelder en heel wat verrassender dan wat hier gebeurt. Over bijvoorbeeld de winstuitkering van het EnWa-bedrijfwaaraan al een uitvoerige discussie is gewijd, kun je op twee manieren pra ten: heel principieel of praktisch. Ik denk dat er in heel Nederland over deze problematiek veel principieel wordt gepraat, maar er op dit punt ook bijna in het gehele land praktisch wordt gehandeld. Er mogen grote principiële verschillen bestaan, de praktische verschillen tussen de gemeentebegrotin gen blijken niet zo groot te zijn. Wat is er name lijk aan de hand? Het betrokken bedrijf moet ge zond 'zijn. Met betrekking tot de tariefstelling kun je voorts van de opvatting uitgaan dat alle burgers in een bepaald gewest dezelfde tarieven zouden moeten betalen. Een derde stelling is dat de voorzieningen die de overheid voor haar burgers treft, efficiënt moeten zijn. Wanneer nu uit een en ander bepaalde financiële resultaten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 293