299
15 MAART 1979
bij de jaarbegroting voor 1980 laten zien welke
gevolgen een en ander voor 1981 heeft, welke ruim
te dan nog aanwezig is etcetera. Wij zijn er nog
niet uit of door de heer De Brouwer bepleite ont
koppeling wèl in het jaar daarop zou kunnen plaats
vinden, zodat de raad afzonderlijk van de behande
ling van de jaarbegroting zou kunnen praten over
het beleid dat het college zou willen voeren. Ik
denk dat zo'n discussie te maken heeft met een
beschrijving van hetgeen je in Breda wilt. Afgelo
pen woensdag hebben we daarover in het college
uitvoerig gesproken. We zijn er nog niet van over
tuigd dat we te dien aanzien over de best mogelij
ke methodiek beschikken, maar in ieder geval wordt
een ernstige poging gewaagd om die beschrijving
tot stand te brengen.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de
heer De Brouwer over de winstuitkering van het
EnWa-bedrijf verwijs ik naar mijn uiteenzetting
van het standpunt dat het college in dezen inneemt
Terecht heeft de heer De Brouwer erop gewezen
dat het bij de verdeling van het beschikbare geld
over de portefeuilles niet alleen om de 2h of lh%
maar ook om de rest gaat. Ik denk dat we reëel
moeten zijn en moeten constateren dat je niet van
vandaag op morgen geheel opnieuw kan beginnen. Dat
is volstrekt uitgesloten en de raad zou trouwens
ook horendol worden als hij met een gedetailleerde
begroting ten aanzien van het gehele gemeentelijk
beleid zou worden geconfronteerd. De heer De Brou
wer zou eens moeten berekenen wat de consequenties
zouden zijn als de reserve voor nieuw beleid wer
kelijk gericht in bepaalde sectoren cumulatief zou
doorwerken. Hij zal er versteld van staan welke
gevolgen dat in enkele jaren zou kunnen hebben.
Ik kom toe aan de beantwoording van de opmer
kingen van de heer Suurmeijer, die ik overigens
voor zover ik er al op gereageerd heb niet meer
aan de orde zal stellen. De vraag over de comple
mentaire voorzieningen Haagse Beemden verdient
mijns inziens nadere beschouwing. De werkgroep