15 MAART 1979
318
aanbrengen. De St.A.R. is daarvan moeten we tot
nader order uitgaan het inspraakorgaan bij uit
nemendheid, door de raad ingesteld, ten aanzien
van hoofdpunten van ruimtelijk beleid. Als zodanig
is de St.A.R. door één van de vorige colleges uit
gevonden en de raad heeft een statuut in deze zin
goedgekeurd. Aan de andere kant moeten we ook te
gen elkaar zeggen dat de St.A.R. op een gegeven
ogenblik met zijn eigen functioneren is gaan tob
ben. Op het ogenblik is een discussie gaande tus
sen het college en het dagelijks bestuur van de
St.A.R. over de beroemde nota "Een St.A.R. is nog
geen inspraak"; deze discussie zal straks ook in
de commissie worden gevoerd.
Dit brengt mij op het onderwerp "inspraak":
de raad en de commissie zouden meer bij het geheel
moeten worden betrokken. Ik vind dit een ontzettend
moeilijk probleem. Ik zie werkelijk op termijn
geen situatie groeien waarin de raad in totaliteit
zoals hij hier vanavond bijeen is méér openingen
krijgt om inhoudelijk over de planvorming in de
Haagse Beemden te praten. Wél ben ik met mijn me
dewerkers aan het werk om ervoor te zorgen dat de
commissieleden zulke openingen zullen krijgen, wat
naar mijn mening erg nuttig zou zijn. Om geen val
se verwachtingen te wekken wij s ik erop dat men
in verband met de vraag wanneer iets dergelijks
verwezenlijkt zou kunnen worden, aan de tweede
woonbuurt in de Haagse Beemden moet denken. Verde
re bestemmingsplannen voor de eerste woonbuurt le
nen zich nauwelijks meer tot dit soort diepgaande
discussies. Hiermee wil ik de raad geen onrecht
doen: ik wil gewoon eerlijk zeggen hoe de situatie
is, om geen valse verwachtingen te wekken. Hoe
moeten we zoiets nu met elkaar realiseren? Ik ben
daar nog niet uit, maar ik geloof dat we er geza
menlijk wel uit móeten komen. Ik ben van mening
dat de mogelijkheid moet worden gecreëerd om in
de toekomst inhoudelijke aspecten van de inrich
ting van de Haagse Beemden een groter draagvlak
in deze raad te doen hebben. Wij zullen daar alles