36
11 JANUARI 1979
overleg gepleegd, maar ik ben van mening dat er
wel sprake van overleg is, zij het dat dat, zoals
ook in het voorstel staat, nog niet is afgerond.
Aan het slot van de bespreking met de voorzitter
van het bestuur en de directeur van de betrokken
school ik heb zelf aan die bespreking deelgeno
men zijn we tot de conclusie gekomen dat we
niet helemaal enthousiast achter de aanvraag ston
den, maar dat zij toch zou moeten worden inge
diend. Indiening van de aanvraag is verstandig,
omdat daardoor in de planprocedure bij de beoor
deling van aanvragen uit het gehele land de vraag
gaat meespelen of er in Breda een mogelijkheid
voor deze opleidingscategorie in it.o.-verband
zou kunnen komen. Dit is aan de voorzitter en de
directeur medegedeeld en er is op dat ogenblik
tijdens die bespreking geen reactie op gekomen.
Ik ging er zelfs van uit dat zij met deze visie
instemden, maar ik heb mij daar blijkbaar toch
enigermate in vergist: er zijn kennelijk spannin
gen die ik toen over het hoofd heb gezien.
Mevrouw Stutterheim heeft ons gevraagd of
wij bereid zijn reëel overleg tot stand te bren
gen. Ik ben van mening dat dat inderdaad moet ge
beuren. Je moet namelijk feitelijk constateren
dat bij onze technische school accommodatie, in
ventaris en vakleerkrachten voor de onderhavige
vorm van onderwijs aanwezig zijn; het zou jammer
zijn als daarvan, indien dat goed mogelijk is,
geen gebruik zou worden gemaakt. Anderzijds moet
worden erkend dat bij de i.t.o.-school ervaring
op het gebied van de onderwijsmethodiek en de be
geleiding van deze leerlingen te vinden is; het
zou evenzeer jammer zijn als je van die ervaring
niet zou kunnen profiteren. Buiten discussie houd
ik in dit verband de vraag die in publikaties wel
eens tot uiting komt, namelijk of het individuele
onderwijs niet in hogere mate in het reguliere
onderwijs zou moeten worden ingebouwd. Dit is iets
wat met betrekking tot de stigmatisering en de
uitzonderlijke positie van leerlingen in discussie