23 APRIL 1979
373
dus geen belemmering om in een vroeg stadium voor-
bereidingsbesluiten te nemen.
De heer GARRITSEN: Mijnheer de voorzitter. U
hebt gezegd dat er meestal royaal informatie wordt
verstrekt. Ik heb kunnen constateren dat dat in
veel gevallen inderdaad zo is. Het gaat mij er
echter om dat men selectief royaal met informatie
is. In dit geval ging het om een zaak die naar
mijn mening en ook naar de mening van andere
commissieleden bestuurlijk niet zo netjes was
afgehandeld. De advocaat, die het college heeft
gevraagd met een commissie uit de gemeenteraad te
mogen spreken, heeft nooit antwoord gekregen. Hij
heeft niet van het college vernomen wanneer de
commissie ruimtelijke ordening zich met de zaak
zou bezighouden, wat toch minimaal had kunnen wor
den medegedeeld. Er zijn allerlei dingen -- zo is
bijvoorbeeld de datum genoemd waaruit je zou
kunnen concluderen dat er iets te verbergen valt.
Ik denk dat een raad de taak heeft die dingen
bloot te leggen. Blijkt dat er bestuurlijk niets
aan de hand is, dan treft het college verder geen
blaam, maar het is wèl de taak van de gemeenteraad
daarop toe te zien. Ik vind het een beetje vreemd
dat er volgens u genoeg stukken ter visie hebben
gelegen, want naar mijn mening en de meerder
heid van de commissie was het destijds met mij
eens was de informatie beslist onvoldoende om
de zaak te kunnen beoordelen. In eerste termijn
heeft de heer Van de Steenoven er al op gewezen
dat de advocaat citeerde uit brieven die wij niet
konden inzien. Het gaat er hier niet om u bent
daarop niet ingegaan dat ik geen vertrouwen zou
hebben in de ambtenaren die die brieven hebben ge
schreven. De materie heeft mijns inziens een dus
danig belang, dat zij een zaak van de wethouder en
van het college is. Ik roep dan ook de wethouder
en het college ter verantwoording en beslist niet
de ambtenaren. Het is helemaal mijn taak niet de
ambtenaren ter verantwoording te roepen.