23 APRIL 1979 375 recentelijk ook iets dergelijks in de Burgt heeft voorgedaan. Ik denk dat je dit aspect in relatie tot de inspraak zeker kunt aanpakken. Je moet ge zamenlijk stappen ondernemen en je moet niet onder verwijzing naar tijdgebrek voor een andere weg kiezen. De heer CRUL: Het was niet mijn bedoeling bij dit agendapunt het woord te voeren, maar er zijn twee punten in het midden gebracht waarvan ik pas vanavond kennis neem, ten eerste dat er in een brief aan de heer Garritsen sprake is van de inte griteit van ambtenaren en van het vertrouwen van de raad en ten tweede dat we via andere wegen dan het college inzage in stukken hebben gekregen. Nu is deze week in de commissie openbare werken door mij gevraagd om tervisielegging van stukken in verband met de binnenstadsplannen. In één geval is tervisielegging toegestaan, terwijl ik vermoed dat in de andere gevallen geen bereidheid tot tervisie legging bestaat. Het gaat dan om het overleg met de overheid inzake de subsidies. Wethouder VAN DUN: Het lijkt mij voor de dui delijkheid plezierig als de heer Crul zijn stel ling even waar maakt. Waarom zal de bereidheid om het tweede verzoek te honoreren niet aanwezig zijn? De heer CRUL: Waarom die bereidheid niet aan wezig zal zijn? Wethouder VAN DUN: U zegt het, niet ik! De heer CRUL: Omdat u dat zelf hebt gezegd. Wethouder VAN DUN: Nee! De heer CRUL: U hebt daar een uitdrukkelijk voorbehoud bij gemaakt. Wethouder VAN DUN: Dat lijkt mij uit een oog punt van collegialiteit ten opzichte van de overi ge leden van het college terecht, maar de heer Crul mag daaraan niet het recht ontlenen om op voorhand al te constateren dat er iets

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 375