378 23 APRIL 1979 besproken. We moeten elkaar te dien aanzien recht in de ogen durven te zien en het onderwerp bij een andere gelegenheid durven te bespreken. Met genoegen en instemming neem ik kennis van de opmerking van de heren Crul en Garritsen dat de integriteit van de ambtenaren hier naar hun oordeel niet in het minst in het geding is. Ik ge loof dat we daarvan zeer nadrukkelijk akte hebben te nemen Bij aangelegenheden als deze, die inderdaad wel enigermate arbitrair kan worden genoemd, is het ik kan op dat punt iedere voorzitter van iedere commissie erg goed volgen van belang dat terugkoppeling naar het college plaatsvindt en dat te dien aanzien prudentie wordt betracht. Voor alle onderwerpen is van belang dat de leden van het college van elkaar weten hoe hun handelen is. In dit opzicht wijs ik de heer Crul erop dat het wel degelijk heel verstandig is de gang van zaken in gemeen overleg te bepalen. Om kort te gaan: namens het college meen ik te mogen zeggen dat de wijze waarop over de onder havige aangelegenheid schriftelijke en mondelinge informatie is verstrekt, naar ons oordeel juist is geweest. De informatie is naar onze mening van dien aard geweest, dat men tot een juiste besluit vorming kon komen. De commissie algemene zaken blijft buiten deze zaak voor zover het om het be schikbaar stellen van stukken op dit ogenblik gaat. Dat is mijns inziens voor de besluitvorming nu in de raad ook niet relevant. Hetzelfde geldt voor de ontvangst van de stukken. Er kan in de commissie algemene zaken over allerlei onderwerpen worden gesproken, maar ik zag geen aanleiding om na hetgeen hierover was gevraagd de commissie al gemene zaken bijeen te roepen. Over de Gemeentewet en het afleggen van verantwoording is naar ik meen voldoende gezegd. Ik vind dat in alle redelijkheid mag worden geadviseerd op basis van het beschik bare materiaal, bestaande uit eindadviezen en me dedelingen, tot besluitvorming te komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 378