406
23 APRIL 1979
Woonruimtewet kan naar mijn mening niet los van
deze materie worden gezien. Overigens wil ik het
niet te uitvoerig maken en ik kom dan ook tot de
conclusie dat ik de amendementen 1 en 3 kan steu
nen
De heer VAN DUIJL: Als ik de discussie zo
hoor, ga ik mij toch wel afvragen wat zinnig is.
Kortheidshalve -- er is vanavond al het een en an
der gezegd wil ik mij tot de motie en de amen
dementen beperken.
Allereerst dan iets over de motie. De overwe
gingen van de motie spreken voor zich en hoeven
op zichzelf geen bezwaren op te leveren. Vervol
gens wordt echter het college uitgenodigd voor de
vuist weg even te bepalen dat er in 1979 bijvoor
beeld 100 woningen voor de één- en tweepersoons
huishoudens zullen worden gebouwd. Nu is het na
tuurlijk wel leuk dat hier op tafel te leggen,
maar er zit veel meer achter dan alleen de behoef
te de kreet "100 woningen in 1979" te slaken. Er
is een belangrijk punt waaraan de heer Crul en
trouwens ook de heer Garritsen voorbij gaat. De
heer Garritsen heeft de mond vol van "Van Dam-een-
heden", maar hij vergeet dat er ook nog andere
eenheden bestaan. Bovendien weet hij heel goed dat
we bezig zijn ook andere dingen te realiseren.
De heer GARRITSEN: Maar ik dacht dat dit pre
advies over de "Van Dam-eenheden" ging!
De heer VAN DUIJL: Niet uitsluitend. We heb
ben het hier over één- en tweepersoonshuishoudens
en u hebt zojuist van de wethouder al duidelijk
gehoord dat het daarbij niet alleen gaat om al
leenstaande mensen die huisvesting nodig hebben.
Het beleid bestrijkt een veel breder terrein en
daarmee hangt juist het verschil van mening samen.
De heer GARRITSEN: Ik heb het idee dat de
heer Van Duijl er heel weinig van begrijpt. We
spreken over het beleidsadvies van de stuurgroep
die zich specifiek met "Van Dam-eenheden"