23 APRIL 1979 407 bezighoudt. De VOORZITTER: Mag de heer Van Duijl nu zijn betoog vervolgen? De heer VAN DUIJL: Naar aanleiding van de punten 12 en 3 onder de woorden "verzoekt het college" in de motie stel ik het volgende vast. Als men het college wil uitnodigen voor de vuist weg maar even te bepalen dat er in 1979 100 wo ningen moeten worden gebouwd, is dat wel een aar dige uitspraak maar tevens een uitspraak die niet "hard" kan worden gemaakt. Ik wijs er op dat er op het ogenblik al ontwikkelingen aan de gang zijn op basis waarvan aantallen kunnen worden ge noemd. De wethouder heeft aangekondigd dat hij daarin in de volgende vergadering van de commis sie openbare werken een duidelijk inzicht wil ge ven. In dit verband acht mijn fractie dit deel van de motie onaanvaardbaar Ingaand op amendement 1 stel ik vast dat in punt 1 van het conceptbesluit eigenlijk hetzelfde staat. Met het amendement, waarin misschien al leen enige uitbreiding aan punt 1 wordt gegeven, heeft mijn fractie dan ook geen moeite. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de opmer kingen van de wethouder over amendement 2Ik kan aan zijn opmerkingen niets toevoegen omdat zij ge heel overeenstemmen met de gedachten die wij over amendement 2 hebben. Amendement 3 is voor ons volkomen onaanvaard baar. De heer Crul weet dat wij in de laatste ver gadering van de commissie openbare werken nog over de pensionverordening hebben gesproken en hij zal hebben gehoord wat de wethouder bij die gelegenheid heeft gezegd. Als de pensionverorde ning vandaag rigoureus zou worden toegepast, zou naar ik vrees een collega van de heer Van Dun in aanzienlijke problemen komen omdat de huisves tingsperikelen dan zeer zouden toenemen. Afgezien daarvan wil ik nog vaststellen dat het laten be wonen van slooppanden naar onze mening een asociale

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 407