416
23 APRIL 1979
de raad in de tussentijd een jaar lang buiten spel
is gezet. De reden daarvan is dat het college het
nemen van een principebesluit gekoppeld heeft aan
het noemen door de raad van een concrete lokatie.
Wij vinden dat het hier om twee gescheiden dingen
gaat en dat het college de raad éérst had moeten
voorstellen een principebesluit te nemen. De ge
volgde procedure achten wij niet juist. Ter toe
lichting merk ik nog op dat er op provinciaal ni
veau en rijksniveau, ook met het schap en met
woonwagenbewoners, al besprekingen omtrent de si
tuering van het woonwagenschap zijn gevoerd ge
dacht werd onder andere aan Tuinzigt zonder
dat de raad zich ten principale over de tweede lo
katie had uitgesproken of zijn zienswijze ten aan
zien van de lokatie-Tuinzigt kenbaar had kunnen
maken. Ook achten wij het in zijn algemeenheid on
juist dat er een inspraakprocedure op gang wordt
gebracht op basis van informatie die de raad nog
niet heeft bereikt.
Onze fractie heeft via de voorzitter van de
commissie sociale zaken het college geregeld ver
zocht de raad in te schakelen. Punt van kritiek
van onze kant op het optreden van het college was
voorts dat er nogal eens aandrang moest worden
uitgeoefend om ten aanzien van de lokatie informa
tie als het ware los te peuteren. Ik denk in dit
verband bijvoorbeeld aan een vergadering van
20 december j.l. waarin de commissie sociale zaken
geïnformeerd werd omtrent het besluit van het col
lege de woonwagenbewoners in te lichten over de
vier lokaties waarvan toen sprake was. Wij hebben
toen als het ware moeten afdwingen dat ook de raad
en de commissieleden van de stand van zaken kennis
mochten nemen; in een ingelaste besloten vergade
ring is vervolgens een uiteenzetting gegeven.
Wij zijn van mening dat het college in dezen
jegens de raad incorrect heeft gehandeld. Overi
gens vragen wij ons, gezien de urgentie van de
woonwagenproblematiek, bij lezing van het ter ta
fel liggende voorstel af of dat jaar nu wel nodig