418 23 APRIL 1979 mening dat een dergelijke procedure..." gedoeld wordt op inspraak en informatieverschaffing -- .pas goed is op te zetten, indien een definitie ve locatie is gekozen." Onze vraag is: moeten wij hieruit begrijpen dat er geen feitelijke inspraak ten aanzien van de lokatie is of zal zijn en dat de inspraak uitsluitend betrekking heeft op de inrichting? Wat wordt, met andere woorden, precies met "inspraak" bedoeld? Op blz6 van het voorstel gaat het college in op de vraag, wie nu eigenlijk de verantwoorde lijkheid voor de inspraak van de woonwagenbewoners draagt. De conclusie is dat die verantwoordelijk heid niet bij burgemeester en wethouders van Breda, maar bij het Woonwagenschap berust. De desbetref fende passage kunnen wij op zichzelf wel onder schrijven, doch wij kunnen haar moeilijk plaatsen tegen de achtergrond van de activiteiten die het college de laatste maanden in de richting van de woonwagenbewoners heeft ondernomen. De uitspraken die het college nu doet, maken op ons de indruk van een afschuiven van de verantwoordelijkheid nadat gebleken is dat er nogal wat fout is gegaan. Teneinde mijn betoog kort te houden wil ik nu ingaan op de vijf punten van het concept-be sluit. Punt 1 betreft de tweede lokatie. Onze frac tie gaat met dit punt akkoord, omdat een tweede lokatie er wat ons betreft mag komen. Ook gaan wij akkoord met de globale aanduiding van de Haag se Beemden. De definitieve lokatie zal te zijner tijd aan de orde komen, wellicht ter gelegenheid van de behandeling van het bestemmingsplan. Aan gezien het college echter in het stuk schrijft dat er nog geen concrete lokatie kan worden genoemd en dat te dien aanzien het onderzoek nog gaande is, vragen wij bij dezen, welke harde garanties door het college te geven zijn waaruit blijkt dat inderdaad ergens in de Haagse Beemden een lokatie zal worden aangewezen. Een kanttekening die wij geregeld hebben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 418