23 APRIL 1979
429
van overtuigd geraakt dat het noodzakelijk is een
tweede lokatie in te richten. Enerzijds is daartoe
door het vorige college, vóór de vakantie, al een
proces op gang gebracht, anderzijds is het ook
vastgelegd in het programakkoord. De noodzakelijk
heid is nog verder ondersteund door brandbrieven
van de zijde van het Woonwagenschap over de brand
gevaarlijkheid van het woonwagenkamp en over aller
lei problemen op het gebied van de hygiëne.
De noodzaak doet zich nog eens extra gevoelen
als we bedenken dat het kamp overvol is en dat er
grote behoefte aan renovatie bestaat. Ook te dien
aanzien is een punt in het programakkoord opgeno
men. Van belang zijn in dit verband de problematiek
van het spreidingsplan en de vraag, hoe groot het
bestaande kamp nu eigenlijk moet worden. Het is
dan ook goed het college nog eens op het hart te
binden dat er van de kant van Breda en zo mogelijk
ook van de kant van het Woonwagenschap maximale
druk op de provincie en C.R.M. moet worden uitge
oefend, opdat men van die zijde meehelpt alle pro
cedurele problemen waarmee we bij de realisering
van de tweede lokatie en van noodcentra kunnen
worden geconfronteerdte omzeilen en de gang van
zaken op die manier te versnellen.
Een kort woord over de inspraak of eigenlijk
over het overleg zoals dat in het programakkoord
naar voren is gebracht. Ook daarover is in P.v.d.A.-
verband erg veel gepraat. Wij moeten in alle eer
lijkheid zeggen dat misschien de intentie die in
het programakkoord is gelegd, achteraf niet verwe
zenlijkbaar blijkt te zijn, althans niet in de ma
te waaraan indertijd werd gedacht. Al discussiërend
in de commissie hebben wij dit jegens het college
moeten erkennen en hebben we het college moeten
volgen in zijn verdere uitwerking van de overleg
situaties van de inspraakprocedures. Er doen zich
allerlei problemen voor. Ons is uit ontwikkelingen
in andere plaatsen bekend dat het overleg keer op
keer één van de grootste struikelblokken blijkt te
zijn, hetgeen vaak tot de situatie leidt dat de