23 APRIL 1979
449
In dit verband wil ik even ingaan op de motie
van de heer Koertshuis waarover trouwens nog nader
overleg in het college zal moeten worden gepleegd.
Over de wenselijkheid van een spoedige totstandko
ming van noodaccommodatiein de motie genoemd
zijn we het naar ik meen allen eens. Deze wense
lijkheid zou echter wel eens op gespannen voet kun
nen staan met de uitnodiging aan het college om de
raad zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval vóór
1 september, over de onder a., b. en c. genoemde
aspecten te informeren. Het zou namelijk wel eens
kunnen zijn dat de noodzaak tot het verstrekken
van informatie een zeer vertragend effect heeft.
Dit aspect zullen we tijdens een schorsing of an
derszins nog nader moeten bekijken. Ik heb begre
pen dat de heer Koertshuis het woord "wellicht"
uit zijn motie wil schrappen, hetgeen van belang
is omdat de grootst mogelijke meerderheid van het
college van mening is dat de inrichting van nood-
accommodatie dringend noodzakelijk is om tot een
spoedige oplossing voor de noodsituatie te kunnen
komen
Voor zover wij op dit ogenblik in de ambte
lijke voorbereiding, bij C.R.M. en bij de provin
cie hebben geïnformeerd, zijn we van mening dat in
het ter tafel liggende voorstel het juridisch in
strumentarium wordt aangegeven waarvan we bij de
realisering van noodaccommodatie gebruik kunnen
maken. De heer Koertshuis meent dat de raad buiten
spel komt te staan. Ik denk dat wij door thans aan
te geven welke weg wij zouden willen volgen, de
raad op geen enkele wijze buiten spel zetten, Wij
stellen de raad voor in te stemmen met ons voorne
men, opdat wij via deze procedure snel kunnen han
delen en tot de inrichting van noodaccommodatie
kunnen komen. Afhankelijk van in aanmerking komen
de situeringen, zeggen wij daarbij nog toe dat we
mogelijkheden voor een inspraak- en informatiepro
cedure zullen opstellen en realiseren.
Het verheugt mij overigens dat de heer Koerts
huis de inrichting van noodcentra in principe niet