450
23 APRIL 1979
afwijst. Ik kom echter enigszins in de problemen
als de heer Koertshuis zegt dat een noodcentrum
niet in een bestaande woonwijk zal mogen liggen.
Het college kan op dit ogenblik nog geen uitsluit
sel geven over de vraag "waar, hoe en wat?". Onder
meer uit de rapportage is inderdaad gebleken dat
er diverse situeringen in de stad mogelijk zijn.
Ook bestaan er mogelijkheden in de Haagse Beemden
en in de buurt van "Driekoningenoord". Met deze
materie zullen wij ons snel moeten gaan bezighou
den, aangenomen dat de raad instemt met het voor
nemen tot de inrichting van noodaccommodatie
Hoewel ik de indruk heb nog veel te hebben
laten liggen, denk ik dat ik de belangrijke onder
werpen nu wel heb behandeld. Met de opmerkingen
van de heer Van Dongen over noodlokaties kan ik
het niet helemaal eens zijn. Hij heeft gezegd dat
een noodlokatie in Tuinzigt niet meer mogelijk is.
Ik ben van mening te moeten volstaan met de con
statering dat er nog geen noodlokaties zijn aange
wezen en dat het college uitgaat van de noodzaak
om ter overbrugging noodlokaties te zoeken.
De heer Van Dongen heeft nog om snelle infor
matie over kleine ontwikkelingen gevraagd. Ik neem
aan dat hij daarmee doelt op alle stapjes die wor
den genomen en ik meen namens het college te kun
nen zeggen dat wij hem, zeker in de commissie,
daarover snel informatie zullen kunnen geven.
Met de heer Garritsen zal ik het, denk ik,
niet eens worden over de kwestie van de inspraak
en het programakkoord. Er is ik zeg het nog
maals geen juridisch "foefje" uitgehaald. De
fractie van de P.v.d.A. zal overigens straks waar
schijnlijk nog wel ingaan op de opmerkingen die
de heer Garritsen aan haar adres heeft gemaakt. Ik
wijs er nog op dat het college niet voor bezwaren
is gezwicht. Op een gegeven ogenblik hebben wij
ons gerealiseerd dat het bij de totstandkoming van
(een) tweede lokatie(s) aankwam op:
- snelheid;
- een goede keus in het kader van de criteria;