461 24 APRIL 1979 zouden de woonwagenbewoners moeten proberen het proces dat door het gemeentebestuur is opgestart te volgen en erop in te spelen, opdat de problema tiek rond het woonwagenkamp op korte termijn kan worden opgelost. De heer VAN DONGEN: Ik wil vier opmerkingen maken. Ten eerste. Er moet heel veel gebeuren voor dat ik nog een handtekening onder een motie zet. Ik heb mij niet gerealiseerd ik betrek het op mijzelf hoe dom ik was. Maar goed, er is nu een andere motie en ik heb als kansarme van de gang van zaken veel geleerd. Op de tweede plaats: ik heb in eerste termijn gezegd dat Tuinzigt niet in aanmerking komt. Ik zei dat niet met het oog op degenen die op de pu blieke tribune zitten ik kom daar straks op te rug maar omdat naar mijn oordeel in Tuinzigt als gevolg van de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan, geen blanco situatie meer bestaat. Ik bedoel dit niet verwijtend of vervelend, ik zeg het om alle misverstanden te voorkomen. Een derde opmerking. De heer Garritsen is voor mij als burger een waardevolle figuur daarover geen misverstand maar zijn politieke arrogantie en zijn selectief luisteren en verta len zijn mij ook bij dit belangrijke onderwerp geen woord waard. Ik geef daar geen rooie cent voor. Ten vierde. De C.D.A.-fractie zal uiteraard de ingediende motie steunen. Ook zullen wij ak koord gaan met het voorstel van het college en in het verlengde daarvan zullen wij ons volledig in zetten om dit moeilijke, maar belangrijke probleem zo goed mogelijk op te lossen. Mevrouw SAELMAN-BOELENWij zijn blij met de motie die er nu ligt, hoewel wij als D'66 nog even hebben onderzocht of het mogelijk was een motie in te dienen waarin het college werd gevraagd afstand te doen van zijn recht ex artikel 17 totdat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 461