24 APRIL 1979
462
raad de lokatie zou hebben goedgekeurd. Een tijde
lijke lokatie zou namelijk, al was het alleen maar
door overmacht, wel eens langere tijd kunnen be
staan. Onze pogingen hebben geen succes gehad,
maar het verheugt ons in ieder geval dat er een
motie uit de bus is gekomen die een stuk sterker
is dan de motie van de P.v.d.A. die ons aanvanke
lijk heeft bereikt, wij vragen ons af hoe het mo
gelijk is dat in die P.v.d.A.-motie een minimum
aan zeggenschap van de raad voorkomt en dus....
De heer HENDRIKSEN: Die motie is niet in dis
cussie
Mevrouw SAELMAN-BOELENIk mag toch zeggen
hoe zeer het mij heeft verbaasd dat in die motie
een minimum aan zeggenschap van de raad en dus
van de Bredase bevolking voorkomt. Dit is mij
zeer tegengevallen en ik ben blij dat...
De VOORZITTER: Maar die motie is er helemaal
niet!
Mevrouw SAELMAN-BOELEN: Zij is niet inge
diend, maar zij is ons wel gepresenteerd en als
mogelijkheid voorgehouden.
Er is gezegd dat wij op de goede wil van het
college moeten vertrouwen. Wij zullen dat bij de
zen ook doen.
De heer GARRITSEN: De manier waarop nu de be
sluitvorming rond de tweede lokatie in Breda van
de grond komt, stemt mij triest. Het oude, centra
listische beleid waarvan we in Breda de problemen
aan den lijve hebben ondervonden, wordt in het ka
der van de decentralisatie in wezen voortgezet. Er
worden namelijk opnieuw over de hoofden van de
woonwagenbewoners heen beslissingen genomen.
In eerste termijn is gediscussieerd over de
vraag waarom er geen inspraak is geweest. Als ar
gument is aangevoerd dat het organiseren van in
spraak in dezen niet tot de taak van de gemeente
behoort, maar ik meen al te hebben aangetoond dat