473
24 APRIL 1979
lokatie(s) in de Haagse Beemden kan komen.
De heer Garritsen schuift mij in de schoenen
dat ik zou hebben gezegd dat artikel 19 van de
Wet op de ruimtelijke ordening alleen maar zou
moeten worden toegepast ten behoeve van de inrich
ting van lokaties voor woonwagens. Op dit punt heb
ik mij kennelijk niet juist uitgedrukt, of de heer
Garritsen heeft mij verkeerd begrepen. Ik heb ge
zegd dat het college heeft gekozen voor het volgen
van een artikel 19-procedure in het kader van de
te ontwikkelen plannen voor de Haagse Beemden,
waarbij de tijdsfactor een belangrijke rol speelt.
Ook te dien aanzien moeten we straks kijken wat
het resultaat zal zijn. Daaraan heb ik toegevoegd
dat wij ons hebben afgevraagd of het bestuurlijk
wel juist is een lokatie in een bestaande wijk met
behulp van artikel 19 te realiseren. Dit was mijn
bedoeling en als de heer Garritsen iets anders
heeft begrepen, heb ik mij wellicht niet zorgvul
dig uitgedrukt.
De heer GARRITSEN: De snelheid van de proce
dure is het essentiële punt op grond waarvan de
P.v.d.A. haar keuze heeft bepaald. Die snelheid
is nergens te vinden en.
Wethouder PAULUSSEN: Die is zeker te vinden,
namelijk in het preadvies. Het college verplicht
zich om, wanneer de raad het voorstel aanvaardt,
in 1981 tot realisering van de lokatie(s) te komen.
De heer GARRITSEN: Er is voor de Haagse Beem
den gekozen, omdat men daar sneller te werk zou
kunnen gaan dan in een bestaande wijk. Dat is
echter niet aangetoond.
De VOORZITTER: Mevrouw Paulussen vervolgt nu
eerst haar betoog. Ik geloof dat deze discussie
aan het debat niet ten goede komt.
Wethouder PAULUSSEN: De mogelijkheid tot het
betrachten van grotere snelheid in de Haagse Beem
den is in zoverre wèl aangetoond, dat men in alle